web analytics

De zichtbare vertaler 5: Zaak en spraak

Het schijnt gezond te zijn om af en toe fundamentele vragen te stellen, bij voorkeur in een landelijke setting met fladderende vlindertjes en gonzende bijtjes (leve de laptop), dus misschien moet ik me maar eens laten inspireren door de feestelijke feniksact van het VvL-bulletin. Fundamentele vraag: wat bezielt ons om als schrijvers en vertalers samen in één club te gaan zitten?

Ja, natuurlijk, we houden ons allemaal met taal bezig en we vechten allemaal tegen de boze uitgeefwolf, maar de praktijk in de meeste buitenlanden (waar de schrijvers en de vertalers netjes hun aparte clubjes hebben) bewijst dat dat geen reden is om elkaar dan maar meteen in de armen te vliegen.… > Lees verder

Tegen de terreur van het Goede

Hij heeft een donkere zonnebril op. Hij houdt van harde rockmuziek. Hij gebruikt bewustzijnsverruimende middelen. Hij kondigt het einde van de mensheid aan, of iets wat daarop lijkt. En hij schrijft vuistdikke boeken.

Maurice G. Dantec is een geval apart, en volgens sommigen de grootste Franse schrijver van onze tijd. Dat laatste mag opvallend heten gezien het genre waarin hij zich bij voorkeur beweegt: de toekomstroman. Maar zelf ziet hij het onderscheid tussen dat ‘lagere’ genre en de algemene, ‘hoge’ literatuur niet zo. Als literatuur een poging is om via de omweg van de verbeelding iets duidelijk te maken over de werkelijkheid waarin we leven, kan het heel nuttig zijn om de geijkte ‘er was eens’-conventie, de basis van elke realistische roman, af en toe te vervangen door een ‘er zal eens zijn’ dat het heden plotsklaps in een heel ander daglicht plaatst.… > Lees verder

Een happy end voor Michel

‘Als de betekenis van een roman de rewriting ervan overleeft, bewijst dat indirect hoe middelmatig die roman is.’ Dat zegt Milan Kundera in het voorwoord bij zijn toneelstuk Jacques en zijn meester, en de boodschap is duidelijk: een roman moet doen wat alleen een roman kan doen, en een bewerking ervan heeft dus alleen zin als die niet probeert hetzelfde te bereiken, maar zich opwerpt als een ‘variatie’ met een eigen betekenis – zoals Kundera’s toneelstuk een variatie is op Diderots roman Jacques de fatalist.

Ik heb me altijd afgevraagd of die stelling wel klopt. Zou een bewerking niet met andere middelen hetzelfde doel kunnen bereiken?… > Lees verder

Bezienswaardigheden van Raymond Queneau

‘Wanneer ik erin zou slagen u duidelijk te maken wat het voor een mens kan betekenen met literatuur om te gaan, zou ik voor mijn gevoel het belangrijkste gedeelte van mijn opdracht vervuld hebben.’

Dat was de taak die Evert van der Starre (1935-2004) zich stelde toen hij in 1977 hoogleraar Franse letterkunde in Leiden werd. Het moet gezegd, hij had zijn uiterlijk mee: van zo’n forse, breedgeschouderde man met priemende ogen achter dikke brillenglazen wilde je als twintigjarige graag aannemen dat Montaigne en Pascal boeiende lectuur waren, ook al hadden ze de schijn tegen. En grappig was hij ook: zonder een spier te vertrekken doceerde hij zijn studenten dat de beroemde beeldhouwer Pigalle zijn naam ontleende aan het al even beroemde Parijse plein.… > Lees verder

Lezen in de breedte

De naam Gérard Genette doet bij veel literair onderlegde Fransen een pijnlijk belletje rinkelen. Als uitvinder van barbaarse termen als homodiëgetisch en pseudo-iteratief bracht hij met zijn wetenschappelijke verteltheorie menig letterenstudent tot wanhoop. Hooguit een enkeling met een afwijkend gevoel voor humor kon wel grinniken om de ongebreidelde naamgevingsdrift die de auteur van Figures III tentoonspreidde, en proefde daarin een verfijnd soort ironie.

Die enkeling had gelijk, want nu is er Bardadrac, een erudiet maar daarom niet minder grappig, speels en ontroerend boek waarin dezelfde Genette, inmiddels 76 jaar oud, de tas van zijn leven leegschudt en laat zien dat hij allesbehalve het prototype van de saaie, lichtelijk autistische en stilistisch onvermogende literatuurwetenschapper is.… > Lees verder

Gedaanten van een weifelaar

Je zou hem de Proteus van de twintigste-eeuwse Franse literatuur kunnen noemen. André Gide (1869-1951), auteur van onder meer Les Caves du Vatican en Les Faux-monnayeurs, neemt als schrijver de meest uiteenlopende gedaanten aan, hij is altijd daar waar je hem niet verwacht: ‘Al mijn boeken keren zich tegen de liefhebbers van het vorige,’ noteert hij ironisch in zijn dagboek.

Weinig schrijvers zijn zo ongrijpbaar als Gide. Dat heeft alles te maken met zijn streven naar authenticiteit: elke eenduidige weergave van de werkelijkheid vindt hij een vervalsing, een ‘kunstmatige constructie waaruit het leven zich meteen terugtrekt,’ zoals hij in juni 1927 schrijft, en alleen door telkens een andere positie in te nemen denkt hij de complexe werkelijkheid recht te kunnen doen.… > Lees verder