web analytics

Variations sur le «moi» – en marge de Milan Kundera

Le «moi»

Le regard de l’écrivain sonde l’œuvre du peintre, à la recherche de l’essence.

L’essence: ce qui fait de l’œuvre ce qu’elle est — comme le «moi» qui frissonne dans un corps.

De ce «moi», l’écrivain dit dans l’un de ses romans, L’Immortalité: «Une fois expédiés dans le monde tels que nous sommes, nous avons dû d’abord nous identifier à ce coup de dés, à cet accident organisé par l’ordinateur divin: cesser de nous étonner que précisément cela (cette chose qui nous fait face dans le miroir) soit notre moi.»

Le «moi» comme essence et comme accident: entre ces deux pôles se meut l’œuvre de Milan Kundera.… > Lees verder

Milan Kundera, Het brute gebaar van de schilder, fragment

Het was in 1972. In een geleend flatje in een Praagse buitenwijk ontmoette ik een meisje. Twee dagen eerder had de politie haar een hele dag lang over mij uitgehoord. Ze wilde me nu in het geheim ontmoeten (ze was bang dat ze voortdurend werd gevolgd) om me te vertellen welke vragen haar waren gesteld en wat ze had geantwoord. Bij een eventueel verhoor moesten mijn antwoorden gelijk zijn aan de hare.

Het was een heel jong meisje, dat nog maar weinig van de wereld had gezien. Het verhoor had haar danig van streek gebracht en al drie dagen lang teisterde de angst haar ingewanden.… > Lees verder

Een moestuin vol steunstokken

‘De puntkomma was een van de grote clichés van de achttiende-eeuwse literatuur: Vivant Denon, man van de wereld die wil bewijzen dat hij een schrijver is (hij was museumconservator), paalt er het begin van zijn novelle Point de lendemain mee af als een moestuin met steunstokken.’

Het citaat is afkomstig uit de kersverse Dictionnaire égoïste de la littérature française van Charles Dantzig, en alles zit erin: het panoramische overzicht, de treffende observatie, de ironische steek onder water, de verrassende vergelijking. En in dit geval ook de grote misser, want Dantzig vat het leven van de schilder, schrijver, avonturier, diplomaat en (vanaf 1802, vijfentwintig jaar na het verschijnen van Point de lendemain) eerste directeur van het Louvre tendentieus samen, citeert de gewraakte beginregels vervolgens verkeerd uit de herziene, negentiende-eeuwse versie en doet net alsof hij niet weet dat diezelfde beginregels door Milan Kundera zijn uitgeroepen tot de allermooiste van de hele Franse literatuur.… > Lees verder

Tien praktische wenken voor de beginnende Houellebecqvertaler

  1. Spel zijn naam correct en spreek hem correct uit. Dus geen Houellebeck, geen Houellebeqc, geen Houellebecque, geen Hoellebeck, geen Huilebek, geen Welbeke. Weet dat hij in werkelijkheid Michel Thomas heet, dat hij als schrijver de naam van zijn grootmoeder heeft aangenomen en dat die naam Bretons is (dus geen gefantaseer over een verre Nederlandse voorzaat die zich dapper tegen de Napoleontische overheerser verzette door het opgeven van een ludieke achternaam). Over zijn leeftijd bestaat verwarring: volgens zijn moeder, zijn biograaf en zijn geboorteakte is hij in 1956 geboren, volgens hemzelf was het in 1958 en heeft zijn moeder de akte vervalst omdat ze wilde dat hij als vermeend wonderkind in een hogere klas kwam.
> Lees verder

De lach van de leegte (2)

Een roman die zich afspeelt tussen twee identieke zinnetjes. Dat is Ik ben weg, waarmee Jean Echenoz in 1999 de Prix Goncourt won (de jury vervroegde de bekendmaking zelfs om een andere jury voor te zijn). Twee identieke zinnetjes: ‘Ik ben weg.’ Na 250 bladzijden zijn we nog even ver. In de romans van Jean Echenoz wil het niet zo vlotten.

Toch kun je niet zeggen dat daarin geen voet wordt verzet. Iedereen is juist voortdurend onderweg – maar waarheen. Neem nu Ferrer, de held van Ik ben weg. Hij reist naar de Noordpool om een kunstschat op te halen, raakt die kwijt, gaat de dief achterna en krijgt hem inderdaad bij de kladden.… > Lees verder

Michel Houellebecq, ‘Mogelijkheid van een eiland’, fragment

Hoe helder staan ze me nog voor de geest, de eerste momenten van mijn clownsroeping! Ik was toen zeventien en bracht een nogal saaie augustusmaand door in een all inclusive club in Turkije – het was trouwens de laatste keer dat ik met mijn ouders op vakantie zou gaan. Die trut van een zus van me – ze was in die tijd dertien – begon alle kerels het hoofd op hol te brengen. Het gebeurde bij het ontbijt; zoals elke ochtend was er een rij ontstaan voor de roereieren, waar de zomergasten bijzonder dol op leken. Naast mij griste een oude Engelse (bits, vals, het type dat vossen aan flarden snijdt om er haar living mee te decoreren), die zich al rijkelijk van eieren had bediend, zonder aarzelen de drie laatste worstjes weg die als garnituur op de metalen schaal lagen.… > Lees verder