‘Lang ben ik bijtijds gaan slapen.’ Zo begint Op zoek naar de verloren tijd in de vertaling van Thérèse Cornips. De vertaalster bekent meteen kleur door het neutrale ‘de bonne heure’ te vertalen met een woord (bijtijds) dat weliswaar ook ‘vroegtijdig’ kan betekenen, maar waarvan ‘de thans [= in de tweede helft van de 19de eeuw] gewone beteekenis’ zelfs volgens het WNT al ‘intijds’ is, dat wil zeggen tijdig, voor het te laat is. Waarschijnlijk zeggen oude mensen in afgelegen boerendorpen nog wel dat ze bijtijds gaan slapen, maar de jonge hoofdpersoon van een van de grootste modernistische romans?
Toegegeven, het is niet zo simpel als het lijkt. Als er één ding is waarmee een Proustvertaler de proustofielen tegen zich in het harnas kan jagen, is het wel het weglaten van het woordje ‘tijd’ in de beginzin. Immers, in het eerste woord van de wereldberoemde Franse zin (‘Longtemps je me suis couché de bonne heure’) klinkt niet alleen het hoofdthema maar ook het laatste woord (‘Temps’) van de roman door, waarvan op die manier de circulaire structuur onderstreept wordt. Dat Proust zijn beginzin nog in de drukproef wilde vervangen door een heel andere, doet er weinig toe: wie bij de club wil horen, moet duidelijk maken dat hij het wachtwoord kent.
Toen ik in 2002 mijn vertaalmachine Tovertaal op de beginzin losliet, kwam die met een aardige oplossing om het wat stijve ‘Lange tijd’ te vermijden en toch het woord ‘tijd’ te behouden: ‘Heel lang ben ik op tijd naar bed gegaan.’ Thérèse Cornips heeft met haar ‘bijtijds’ voor een vergelijkbare oplossing gekozen en in één moeite door haar archaïserende parti-pris kenbaar gemaakt. Dat is dapper en bewonderenswaardig, en het biedt Rokus en mij meteen een mooie kans om ons te onderscheiden. We hebben nog even de tijd: onze eigen vertaling van Du Côté de chez Swann voor de Perpetua-reeks moet in 2013 af zijn.