web analytics

Pierre Michon, Het potentieel van proza (gespreksfragmenten)

Borges zegt: ‘De roman is een bijgeloof van onze tijd’, maar Borges is erg netjes.

[momenten in mijn santenkraam]
Er zijn waarschijnlijk drie of vier momenten in mijn santenkraam. Eerst natuurlijk Vies minuscules, de schrijver die niet schrijft, de schertsfiguur die dorpsgekken en dode verwanten verheerlijkt, die voor zichzelf een stamboom verzint, die zich beroept op zijn spoorloze vader, die schrijft voor de doden in de devote hoop dat ze antwoord zullen geven (en in zekere zin hebben ze misschien ook wel antwoord gegeven). Het tweede moment is de hele reeks van schilders met hun modellen , waarin het op flagrante wijze gaat over representatie, over de ijdelheid en noodzaak ervan, maar waarin het belangrijkste voor mij waarschijnlijk het gelijkschakelen van de waardehiërarchie is geweest, het zoeken naar de kleinste gemene deler menselijkheid tussen onbetwistbaar grote geesten, Van Gogh, Watteau, en een onnozele postbeambte of een zwaarmoedige hofpredikant.… > Lees verder

Dode schrijvers op vakantie

Wat drijft cultureel toeristen om massaal op zoek te gaan naar de sporen van dode schrijvers? Het schijnt dat je over hun graf heen intense gesprekken met ze kunt voeren, en zelfs vrienden kunt worden. Neem Frankrijk en werp een blik op de koffiepot van Balzac.

De huizen van schrijvers, hun werktafels, hun ganzenveren, hun uitzicht. De zakdoek waarmee Flaubert zijn mond afveegde voordat hij stierf. Zijn inktpot, in de vorm van een kikker, of is het een pad? Het laantje, in de tuin van Croisset nabij Rouen, waar hij zijn zinnen aan de ‘brulproef’ onderwierp, om te horen of ze goed bekten.… > Lees verder

Een toekomst – ja of shit? Belgisch-Franstalige poëzie in vertaling.

‘Deze zin heeft een lang verleden, een cultuur, goed bijgehouden registers, een praktijk, een woordschikking, een vloek, een achtergrond, een toekomst – ja of shit?’ Of die zin een toekomst heeft, is inderdaad nog maar de vraag. Als ik de zoekmachine mag geloven, is de gebruiksfrequentie van de uitdrukking ‘ja of shit’ nihil. Ter vergelijking: ‘Cette phrase a un long passé, une culture, des registres bien tenus, une pratique, une syntaxe, un gros mot, des arrière-plans, un avenir oui ou merde?’ Dat klinkt meteen al een stuk geloofwaardiger, al was het maar vanwege de 23.600 hits voor ‘oui ou merde’.… > Lees verder

Honoré de Balzac, Sarrasine (fragment)

[…] Plotseling begroette een daverend applaus de opkomst van de prima donna. Ze stapte koket naar voren tot aan de rand van het toneel en boog uiterst gracieus naar het publiek. De belichting, de massaal betuigde geestdrift, de illusie van het podium, de verblindende, voor die tijd tamelijk gewaagde japon, alles werkte in het voordeel van deze vrouw. Sarrasine slaakte kreten van genot. Voor zijn verrukte ogen stond de ideale schoonheid, waarvan hij de volmaaktheden tot dan toe links en rechts in de natuur had gezocht; aan een maar al te vaak afstotelijk model had hij de rondingen van een goedgevormd been ontleend, aan een ander de welving van de boezem, aan weer een ander de blanke schouders; van een meisje had hij de hals genomen, van die vrouw de handen en van dat kind de gladde knieën, maar nooit had hij onder de koude Parijse hemel de weelderige, lieflijke beelden van het oude Griekenland aangetroffen.… > Lees verder

Openluchtfrans

De vogelgriep herinnert ons aan een elementair feit: wij zijn afhankelijk van ‘de natuur’. ’t Is altijd weer even schrikken als we dat beseffen, een schrik die snel kan omslaan in paniek. Alsof die afhankelijkheid in ons een primitieve angst de kop doet opsteken voor kwade machten die ons te boven gaan. Alsof niet alleen dieren ziek zijn, maar de natuur zelf ziek dreigt te worden.

Wie nog geen voorraad Tamiflu in huis heeft, kan zijn vrees voor besmetting mogelijk bezweren door het lezen van La Grande Peur dans la montagne (‘De Grote Angst in het hooggebergte’) van de Frans-Zwitserse schrijver Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947).… > Lees verder

Hermans en de hoer van Brussel

Misschien moet je wel iets van een hoerenloper hebben om van Brussel te houden.

Ooit vormden wij mensen één volk en hadden wij één taal. Toen wilden de Babyloniërs een toren bouwen die tot de hemel reikte. God strafte de torenbouwers met spraakverwarring, de onderneming mislukte, de volken werden over de gehele aarde verstrooid. In het boek Genesis, de oudtestamentische bijbel-proloog, wordt het verhaal van die spraakverwarring verteld.

Brussel vergelijken met Babel, het is al haast een cliché. Ook in het Babel aan de Zenne zijn de tongen en natiën vermengd, en ook daar leidt zulks tot de nodige verwarring. Elk gesprek dat je er aanknoopt veronderstelt een prealabale onderhandeling, een meerkeuzevraag, een moment van aarzeling: welke taal spreken we, en door wie wordt dat bepaald?… > Lees verder