De roem van de zestiende-eeuwse Franse dichteres Louise Labé (ca.1520-1566) heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen, in en buiten Frankrijk. Als vaandeldraagster van een ‘feministische poëtica’ is zij het voorwerp van een nog altijd wassende stroom exegeses, vooral binnen vakgroepen Frans en genderstudies in de Verenigde Staten en Canada. Labé was een eigenzinnige dichteres in een door mannen overheerste poëtische traditie, une Sappho françoise, en zij was een vrije, onafhankelijke vrouw, une belle rebelle; ze schreef zeldzaam zinnelijke en tegelijk zeer lucide, doorgecomponeerde poëzie. Feitelijk is over haar persoon weinig meer bekend dan geruchten; ze werd geboren in Lyon in een niet-adellijk milieu, als dochter van een rijke touwslager, kreeg een renaissancistische opvoeding, leerde Latijn en Italiaans, zong en speelde luit, kon schermen en paardrijden.… > Lees verder
Pierre Michon, Het potentieel van proza (gespreksfragmenten)
Borges zegt: ‘De roman is een bijgeloof van onze tijd’, maar Borges is erg netjes.
[momenten in mijn santenkraam]
Er zijn waarschijnlijk drie of vier momenten in mijn santenkraam. Eerst natuurlijk Vies minuscules, de schrijver die niet schrijft, de schertsfiguur die dorpsgekken en dode verwanten verheerlijkt, die voor zichzelf een stamboom verzint, die zich beroept op zijn spoorloze vader, die schrijft voor de doden in de devote hoop dat ze antwoord zullen geven (en in zekere zin hebben ze misschien ook wel antwoord gegeven). Het tweede moment is de hele reeks van schilders met hun modellen , waarin het op flagrante wijze gaat over representatie, over de ijdelheid en noodzaak ervan, maar waarin het belangrijkste voor mij waarschijnlijk het gelijkschakelen van de waardehiërarchie is geweest, het zoeken naar de kleinste gemene deler menselijkheid tussen onbetwistbaar grote geesten, Van Gogh, Watteau, en een onnozele postbeambte of een zwaarmoedige hofpredikant.… > Lees verder
Dankwoord Elly Jaffé-prijs 2005
‘De schrijver spreekt (…) over de juiste toon die zo moeilijk precies te treffen is, over zijn vorige boeken die nooit geheel en al geslaagd waren, want “wat gezegd is, is nooit gezegd omdat men het immers anders kan zeggen”. Heeft men iets eenmaal onder woorden gebracht, dan heeft men gekozen voor één mogelijkheid, terwijl men vele andere varianten terzijde laat liggen. Wanneer de schrijver een keuze maakt in het materiaal, begaat hij reeds een onoprechtheid en begint hij te vervalsen.’
Wat ik net voorlas is een passage uit het nawoord van dr. Elly Jaffé bij De Zoon, de allereerste, in 1966 verschenen vertaling van werk van de Franse schrijver Robert Pinget.… > Lees verder
‘En zelfs een bewering is bij mij een vraag’. Memo Barthes
‘Ik zoek een schrijven dat de ander niet verlamt. En dat toch niet gewoon is. Daar zit ‘m de hele moeilijkheid: ik zou een schrijven willen vinden dat niet verlammend is maar daarom niet meteen een ‘jofele’ toon aanslaat.’ (V, 380) Aldus Roland Barthes in een interview met Bernard Henri-Lévy, verschenen op 10 januari 1977, drie dagen na zijn inaugurale rede aan het Collège de France, waar hij op voordracht van Michel Foucault was benoemd tot hoogleraar in de literaire semiologie. De ander niet doen dichtklappen en tegelijk op je hoede zijn voor een al te familiaire toon; persoonlijke betrokkenheid tonen en toch ook wetenschappelijke strengheid niet schuwen – zulke paradoxale uitgangspunten zijn tekenend voor de paradoxale aard van de man die zich bij zijn publieke intrede in de Parijse wetenschapstempel omschreef als een ‘onzeker’, ‘onzuiver’ subject.… > Lees verder
Toekomstmuziek
‘Bij hervertalingen dient uitdrukkelijk de noodzaak van de hervertaling te worden gemotiveerd. Vaak wordt een hervertaling uitsluitend gemotiveerd met de opmerking “de bestaande vertaling voldoet niet / is verouderd”. Met een dergelijke motivering kan het FdvL niet uit de voeten.’
We herkennen dadelijk het strenge Fondsproza. Het Fonds heeft een punt, of zelfs twee. Waarom overdoen wat al gedaan is? Geen enkele vertaling is volmaakt. Moet subsidiegeld niet worden gereserveerd voor het ontsluiten van nog onvertaald werk? En bovendien: wanneer is een vertaling verouderd? Baanbrekende vertalingen kunnen rijpen als originelen en de tand des tijds glorieus doorstaan. Het idee dat vertalingen een levensduur van een kwarteeuw zouden hebben is niet meer dan een gemakzuchtig cliché.… > Lees verder
De Franse letterkunde bestaat niet (in Nederland)
… > Lees verder‘Begin februari in Amsterdam. Op de halfjaarlijkse boekbeurs Vers voor de Pers zit uitgever Wouter van Oorschot, zoals altijd met een blik in de ogen die weinig goeds voorspelt, achter zijn tafeltje. Nu de gekte rond Het Bureau van Voskuil is gaan liggen, lijkt het of Van Oorschot even een adempauze neemt. Slechts een handvol nieuwe titels ligt in dummyvorm voor. Eén daarvan is In de hemel zoals op aarde van Jean Rouaud. (..) ‘Daarmee is zijn cyclus klaar?’, vraag ik, behoorlijk overbodig maar je moet wat. De uitgever knikt en vraagt: ‘Heeft u de andere vier gelezen dan?’ Na het bevestigende antwoord mijnerzijds, bast hij: ‘Dan bent u een van de weinigen.’