web analytics

Honoré de Balzac, Sarrasine (fragment)

[…] Plotseling begroette een daverend applaus de opkomst van de prima donna. Ze stapte koket naar voren tot aan de rand van het toneel en boog uiterst gracieus naar het publiek. De belichting, de massaal betuigde geestdrift, de illusie van het podium, de verblindende, voor die tijd tamelijk gewaagde japon, alles werkte in het voordeel van deze vrouw. Sarrasine slaakte kreten van genot. Voor zijn verrukte ogen stond de ideale schoonheid, waarvan hij de volmaaktheden tot dan toe links en rechts in de natuur had gezocht; aan een maar al te vaak afstotelijk model had hij de rondingen van een goedgevormd been ontleend, aan een ander de welving van de boezem, aan weer een ander de blanke schouders; van een meisje had hij de hals genomen, van die vrouw de handen en van dat kind de gladde knieën, maar nooit had hij onder de koude Parijse hemel de weelderige, lieflijke beelden van het oude Griekenland aangetroffen.… > Lees verder

Chloé Delaume, ‘Certainement pas’ (fragment)

Voor de zesde maal die dag kwam ‘Céline’ uit de radio gesijpeld, toen het door een nieuwsflits werd onderbroken: de Gouden Palm was zojuist toegekend aan Claude Lelouch, en dus hield Hugues Aufray zijn klep om plaats te maken voor de badabadaba’s van Nicole Croisille. Françoise Pithiviers zei bij zichzelf dat het afgelopen jaar toch echt een kutjaar was, waarop haar vliezen braken op de canapé.

Ze bracht meer dan elf uur in de verloskamer door, en kreeg eindelijk de gelegenheid de vloed verbaal vuilnis te lozen die binnen in haar in stroperige poelen lag te rotten. Terwijl het medische apparaat druk in de weer was met haar baarmoeder, wenste ze zichzelf zo innig dood dat haar leven aan haar voorbijtrok tussen twee schuttingwoorden.… > Lees verder

Pierre Michon, Vuur van Brigid en andere wintermythen (fragment)

Barthélémy Prunières

Barthélémy Prunières staat op de Causse Méjan. Hij zoekt er naar dode mensen. Dat is wat hij het liefste doet. Het feit dat hij arts is in Marvejols heeft weinig te betekenen – boven de lijdende lichamen uit zijn praktijk verkiest hij de lichamen die niet meer lijden. Zou God of de duivel op dat moment vóór hem op de Causse verschijnen en hem sommeren zijn leven te rechtvaardigen, dan zou hij zeggen: Ik ben antropoloog; ik ben lid van het Antropologisch Genootschap van Rijssel, het Antropologisch Genootschap van Parijs en het Antropologisch Genootschap van Bordeaux; in augustus 1870 heb ik per telegram mijn lidmaatschap van het Antropologisch Genootschap van Berlijn opgezegd.… > Lees verder

Alain Badiou, De ethiek. Essay over het besef van het Kwaad (fragment)

Als een beeld uiteenvalt en de trouw in crisis raakt, wordt het enige maxime van de consistentie, dus van de ethiek – ‘doorgaan!’ – steevast zwaar op de proef gesteld. Doorgaan, wanneer je het spoor bijster en niet meer in het proces ‘betrokken’ bent, wanneer het evenement zelf verduisterd raakt, wanneer de naam ervan zoek is of misschien wel de naam van een dwaling, ja van een simulacre lijkt te zijn.

Want simulacres hebben een krachtige, katalyserende invloed op crises. De opinie fluistert mij toe (en dus fluister ik mezelf toe, want ik sta nooit buiten de opinies) dat mijn trouw weleens een op mijzelf uitgeoefende vorm van terreur zou kunnen zijn, en dat de trouw waaraan ik trouw ben veel, te veel gelijkenis vertoont met een of ander geïdentificeerd Kwaad.… > Lees verder

Sophie Calle, De Eroev van Jeruzalem (fragment)

Toen ik in 1959 in Jeruzalem aankwam, stond op de top van die heuvel maar één afgelegen hotel. Hotel Diplomate was echt de laatste kroeg van de bewoonde wereld. Voorbij het hotel was er niets, maar dat niets was wel heel machtig. Het was een grens die je niet kon overschrijden. Een onzichtbare grens, veel radicaler dan de echte, die van de Jaffastraat met zijn muur. Hier was de grens immaterieel. Niet te zien maar onmiskenbaar. Op de andere helling lag het andere grondgebied, de andere cultuur, het andere lot, de andere geschiedenis. Eerst werd ik aangetrokken door de idyllische aanblik van de olijfgaarden en de terrassen, het contrast tussen die pastorale beelden vol lieflijkheid, die inspirerend zouden zijn geweest voor een landschapschilder als Poussin, en de ruwe, politieke, tribale werkelijkheid.… > Lees verder

Jude Stéfan, ‘Doodsgebed’

laat de wellusteling zijn graf maar graven
met zijn genotsspa spittend tussen
bloemen braspartijen krioelende meisjes
laat hem lachen om jouw tranen de zijne
heeft hij gedroogd en zijn uiteinde is niet
gene schaduwput maar deze wijn, schmink
uitvloeiingen zelfs zijn graf dat is
zijn zekerheid van jonge tanden en gelach
zijn lege ziel wordt door zijn dood vervuld
skelet dat het vlees gaande maakt

[Jude Stéfan, ‘Doodsgebed’ (Fr.: ‘Libera’, in: Aux chiens du soir), vertaling Rokus Hofstede, Spiegel van de Franse poëzie, Philip Ingelse (samenstelling), Meulenhoff, 2004]> Lees verder