web analytics

Pierre Michon, Roemloze levens, (fragment)

Het leven van Georges Bandy

[…] Luidruchtig namen we plaats; de kerkklok klepte nog een paar keer en zweeg. Alleen voor ons had de geestelijke zijn kalme dans met het touw uitgevoerd, en nadat hij die goddelijke stem bij wijze van groet had doen klinken, liet hij hem weer tot bedaren komen. Het was trouwens riskant om het danig gehavende schip aan dat zware gebengel te onderwerpen: het zeer eenvoudige gebinte lag boven het koor volledig bloot, en het licht van daarboven stroomde erop neer; een zwarte balk baadde in de argeloze hemelen; de deur naar de sacristie werd door een hoop kalkpuin versperd, en achter het altaar zag je door een gapende scheur uit op het aandoenlijke hemelblauw.… > Lees verder

Bernard

Belgisch schilder, actief in Vlaanderen voor en na de Tweede Wereldoorlog. Geboren en getogen in de armoedige arbeidersbuurt van een Vlaams industriestadje, als laatste telg van een kroostrijk gezin. Op jonge leeftijd was hij het slachtoffer van een verkeersongeluk. De gebrekkige genezing van de beenwond had tot gevolg dat Bernard zijn hele leven mank liep. Het malheur aan zijn been verhevigde zijn sociale isolement maar bevorderde zijn artistieke ontwikkeling. Aanvankelijk tekende hij zijn directe leefomgeving: stadslandschappen, romantisch-miserabilistische scènes, in harde contouren. Hij genoot nauwelijks regulier onderwijs maar bezocht al vroeg de academie, waar hij blijk gaf van een uitzonderlijk schildertalent. Hij leerde er ornamenten schilderen, stillevens en portretten naar levend model, en won er verschillende prijzen.… > Lees verder

Juréal (bijgenaamd: Signor)

Meester Juréal, beeldhouwer te Mechelen, actief in het begin van de 16de eeuw, tijdens de landvoogdij van Margaretha van Parma, de gulden tijd waarin Mechelen het ‘Firenze van het Noorden’ was, en een brandpunt van humanisme. Juréals werk behoort evenwel nog tot de middeleeuwen: zijn inspiratie was zuiver christelijk, hij werkte slechts in zandsteen en veronachtzaamde het marmer, het favoriete materiaal van de uit Italië en de Savoye overgekomen beeldhouwers, die dweepten met de klassieken. Juréal kon zich dan ook niet verheugen in de gunst van de landvoogdes, maar dankte zijn fortuin louter aan zijn werk voor kerkelijke opdrachtgevers. Vermaard om zijn heiligenbeelden en bas-reliëfs, was hij onder meer betrokken bij de bouw van de Sint-Romboutskerk.… > Lees verder

Marcel

Frans schilder (1818–1869). Wordt gerekend tot de tweede bohème, de generatie proletarische kunstenaars die elkaar in de woelige jaren ’40 van de 19de eeuw vonden in tijdschriften als Le Corsaire-Satan. De bohème, waartoe in die jaren ook figuren als Courbet, Nadar en Baudelaire moeten worden gerekend, was fel gekant tegen het conformisme van de burgerlijke kunst en levensstijl. Wat de meeste bohémiens gemeen hadden was evenwel niet een duidelijk artistiek programma, maar hun jeugd en berooidheid. Ze sleten hun ongeregelde bestaan in een voortdurend va-et-vient tussen de mansarde en het café, de straat en het ziekenhuisbed, het redactielokaal en het bal.… > Lees verder

Ole

Deens schilder, actief in het midden van de 20ste eeuw. Liep begin jaren ’50 op IJsland scheurbuik op, waarna een al oude tuberculose werd gediagnosticeerd. Ole bracht daarop enige jaren in een Deens sanatorium door, op Jylland, nabij het stadje Harsted. Daar sloot hij vriendschap met een van de oprichters van COBRA, de Belg Christian Dotremont, eveneens tbc-lijder. In zijn sanatoriumtijd maakte Ole vrijwel abstracte tekeningen, die deden denken aan radiografieën van tbc-longen – enkele ervan verkocht hij aan een Deens bankier. Hij had toestemming gekregen om in het lijkenhuis te schilderen, waar hij de middagen doorbracht.

Ole liet zich dikwijls verleiden tot wijdlopige esthetische verhandelingen over abstractie en figuratie en over de schoonheid en lelijkheid van IJslandse landschappen, die volgens hem zelf abstract waren.… > Lees verder

Pellerin

Frans schilder, actief in het midden van de 19de eeuw. Typische vertegenwoordiger van de eerste generatie bohèmekunstenaars, die van zich deed spreken tijdens de Julimonarchie, het koningschap van Louis-Philippe. Hij koesterde een aan idolatrie grenzende verering voor de grote meesters, Correggio, Murillo, Callot, Rembrandt, Goya en Michelangelo (die hij vergeleek met Shakespeare). Hij las alle werken over esthetica om achter de ware theorie van het Schone te komen; hij was er vast van overtuigd dat hij, als hij die eenmaal had ontdekt, meesterwerken zou maken. In zijn jeugd stak hij de draak met de uiterlijke werkelijkheid. Alles draaide om de Idee: ‘Zonder idee, niets groots!… > Lees verder