web analytics

Bezienswaardigheden van Raymond Queneau

‘Wanneer ik erin zou slagen u duidelijk te maken wat het voor een mens kan betekenen met literatuur om te gaan, zou ik voor mijn gevoel het belangrijkste gedeelte van mijn opdracht vervuld hebben.’

Dat was de taak die Evert van der Starre (1935-2004) zich stelde toen hij in 1977 hoogleraar Franse letterkunde in Leiden werd. Het moet gezegd, hij had zijn uiterlijk mee: van zo’n forse, breedgeschouderde man met priemende ogen achter dikke brillenglazen wilde je als twintigjarige graag aannemen dat Montaigne en Pascal boeiende lectuur waren, ook al hadden ze de schijn tegen. En grappig was hij ook: zonder een spier te vertrekken doceerde hij zijn studenten dat de beroemde beeldhouwer Pigalle zijn naam ontleende aan het al even beroemde Parijse plein.… > Lees verder

Chloé Delaume, ‘Certainement pas’ (fragment)

Voor de zesde maal die dag kwam ‘Céline’ uit de radio gesijpeld, toen het door een nieuwsflits werd onderbroken: de Gouden Palm was zojuist toegekend aan Claude Lelouch, en dus hield Hugues Aufray zijn klep om plaats te maken voor de badabadaba’s van Nicole Croisille. Françoise Pithiviers zei bij zichzelf dat het afgelopen jaar toch echt een kutjaar was, waarop haar vliezen braken op de canapé.

Ze bracht meer dan elf uur in de verloskamer door, en kreeg eindelijk de gelegenheid de vloed verbaal vuilnis te lozen die binnen in haar in stroperige poelen lag te rotten. Terwijl het medische apparaat druk in de weer was met haar baarmoeder, wenste ze zichzelf zo innig dood dat haar leven aan haar voorbijtrok tussen twee schuttingwoorden.… > Lees verder

Pierre Michon, Vuur van Brigid en andere wintermythen (fragment)

Barthélémy Prunières

Barthélémy Prunières staat op de Causse Méjan. Hij zoekt er naar dode mensen. Dat is wat hij het liefste doet. Het feit dat hij arts is in Marvejols heeft weinig te betekenen – boven de lijdende lichamen uit zijn praktijk verkiest hij de lichamen die niet meer lijden. Zou God of de duivel op dat moment vóór hem op de Causse verschijnen en hem sommeren zijn leven te rechtvaardigen, dan zou hij zeggen: Ik ben antropoloog; ik ben lid van het Antropologisch Genootschap van Rijssel, het Antropologisch Genootschap van Parijs en het Antropologisch Genootschap van Bordeaux; in augustus 1870 heb ik per telegram mijn lidmaatschap van het Antropologisch Genootschap van Berlijn opgezegd.… > Lees verder

Marcel Proust, Het vervloekte ras, fragment

[Charlus] behoorde tot het ras van die mensen, minder met zichzelf in strijd dan de schijn doet vermoeden, die juist vanwege hun vrouwelijk temperament een viriel ideaal hebben en in het leven net als alle andere mannen zijn, maar alleen aan de buitenkant; op de plaats waar bij ieder van ons, gegraveerd in het facet van de pupil, een schaduwbeeld is gegrift in de ogen waardoorheen we alles op aarde zien, is dat bij hen niet het beeld van een nimf, maar van een efebe. Een ras van vervloekten, die moeten leven in leugen en bedrog, omdat ze weten dat hun verlangen, datgene wat voor ieder schepsel de grootste levensvreugde is, strafbaar en beschamend, schandelijk wordt geacht; die hun God moeten verloochenen, omdat ze, wanneer ze als beklaagden voor de rechter verschijnen, hoe christelijk ze ook mogen zijn, ten overstaan van Christus en in zijn naam als vuige laster moeten ontkennen wat hun hele leven is; zonen zonder moeder, tegen wie ze zelfs nog moeten liegen op het moment dat ze haar de ogen sluiten; vrienden zonder vriendschap, ondanks alle vriendschap waar hun veelal goede hart vatbaar voor is en die ze anderen inboezemen met hun vaak erkende charme; maar kun je nog spreken van vriendschap bij het soort betrekkingen dat slechts vegeteert bij de gratie van een leugen, en waaruit ze vol afkeer zouden worden verstoten bij de eerste opwelling van vertrouwen en eerlijkheid waartoe ze zich zouden laten verleiden, tenzij ze te maken hadden met een onpartijdige of zelfs welgezinde geest, die dan echter, misleid door een stereotiepe psychologie, uit de opgebiechte ondeugd de affectie zal afleiden die er het allervreemdst aan is, precies zoals sommige rechters eerder geneigd zijn geïnverteerden van moord en joden van verraad te verdenken en vrij te pleiten, om redenen die voortvloeien uit de erfzonde en uit het noodlot van het ras?… > Lees verder

Dansers en exhibitionisten

Nadat Milan Kundera, van oorsprong Tsjech, zich in 1975 in Frankrijk had gevestigd, schreef hij nog drie romans in zijn moedertaal, die na zijn drie ‘Tsjechische’ romans als zijn tweede drieluik kunnen worden beschouwd. Inmiddels heeft hij daar met Traagheid, Identiteit en Onwetendheid een derde drieluik aan toegevoegd, ditmaal in het Frans, de taal waarin hij ook zijn twee grote essays over de romankunst schreef.

Door te kiezen voor een andere taal, een keuze waarin grote stilisten zoals Nabokov en Cioran hem waren voorgegaan, sloeg Kundera willens en wetens een nieuwe weg in. Zelf zegt hij daar in een van zijn zeldzame recente (altijd schriftelijke) interviews over: ‘Als ik Tsjechisch praat komen de zinnen vanzelf uit mijn mond, ongecontroleerd, voortgebracht door automatismen die sinds mijn kinderjaren vastliggen in mijn hersenen.… > Lees verder

Georges Perec / Robert Antelme

Wie vandaag het essay leest dat Georges Perec (1936-1982) begin jaren ’60 schreef over L’espèce humaine van Robert Antelme, doet dat haast onvermijdelijk met een biografische bril. Perecs Pools-joodse vader overleed in 1940 tijdens de eerste oorlogshandelingen als vrijwillige in het Franse leger, zijn Pools-joodse moeder werd in 1943 via Drancy naar Auschwitz gedeporteerd en keerde niet terug. De kleine Georges dook tijdens de oorlogsjaren onder in de Vercors, om na de oorlog te worden opgenomen in het gezin van zijn tante Esther. In W ou le souvenir d’enfance(1975)[1. Georges Perec, W of de jeugdherinnering, vertaald door Edu Borger, De Arbeiderspers, 1991.]… > Lees verder