web analytics

Marcel

Frans schilder (1818–1869). Wordt gerekend tot de tweede bohème, de generatie proletarische kunstenaars die elkaar in de woelige jaren ’40 van de 19de eeuw vonden in tijdschriften als Le Corsaire-Satan. De bohème, waartoe in die jaren ook figuren als Courbet, Nadar en Baudelaire moeten worden gerekend, was fel gekant tegen het conformisme van de burgerlijke kunst en levensstijl. Wat de meeste bohémiens gemeen hadden was evenwel niet een duidelijk artistiek programma, maar hun jeugd en berooidheid. Ze sleten hun ongeregelde bestaan in een voortdurend va-et-vient tussen de mansarde en het café, de straat en het ziekenhuisbed, het redactielokaal en het bal.… > Lees verder

Ole

Deens schilder, actief in het midden van de 20ste eeuw. Liep begin jaren ’50 op IJsland scheurbuik op, waarna een al oude tuberculose werd gediagnosticeerd. Ole bracht daarop enige jaren in een Deens sanatorium door, op Jylland, nabij het stadje Harsted. Daar sloot hij vriendschap met een van de oprichters van COBRA, de Belg Christian Dotremont, eveneens tbc-lijder. In zijn sanatoriumtijd maakte Ole vrijwel abstracte tekeningen, die deden denken aan radiografieën van tbc-longen – enkele ervan verkocht hij aan een Deens bankier. Hij had toestemming gekregen om in het lijkenhuis te schilderen, waar hij de middagen doorbracht.

Ole liet zich dikwijls verleiden tot wijdlopige esthetische verhandelingen over abstractie en figuratie en over de schoonheid en lelijkheid van IJslandse landschappen, die volgens hem zelf abstract waren.… > Lees verder

Pellerin

Frans schilder, actief in het midden van de 19de eeuw. Typische vertegenwoordiger van de eerste generatie bohèmekunstenaars, die van zich deed spreken tijdens de Julimonarchie, het koningschap van Louis-Philippe. Hij koesterde een aan idolatrie grenzende verering voor de grote meesters, Correggio, Murillo, Callot, Rembrandt, Goya en Michelangelo (die hij vergeleek met Shakespeare). Hij las alle werken over esthetica om achter de ware theorie van het Schone te komen; hij was er vast van overtuigd dat hij, als hij die eenmaal had ontdekt, meesterwerken zou maken. In zijn jeugd stak hij de draak met de uiterlijke werkelijkheid. Alles draaide om de Idee: ‘Zonder idee, niets groots!… > Lees verder

Masson, Stéphane (bijgenaamd: Stève)

Franse neo-impressionist (geb. in Vincennes, Frankrijk, 1911), werkend in de lijn van Cézanne en Seurat. Na een periode van armoede, waarin hij niet van zijn penseel kon leven, was enige erkenning als portretschilder zijn deel. Hij vestigde zich in de Parijse buitenwijk Montrouge en hield zich verre van het artistieke milieu. In zijn latere werk zijn surrealistische invloeden aanwijsbaar. Bekendheid verwierf hij met een serie droomlandschappen. Als meest geslaagde doek geldt het onirische De Drempel van de tuin: op een halfopen deur in een muur valt de schaduw van een menselijke gestalte, waarvan alleen een hand zichtbaar is; daarachter strekt zich een verlaten tuin uit die zich tot in het oneindige lijkt te herhalen.… > Lees verder

Munster, Charles

Salzburgse schilder (omstreeks 1800) uit de romantische school. Over zijn werk is niets bekend, behalve dat hij graag in de natuur schilderde en een voorkeur had voor ruïnes en pittoreske plekjes. Charles Munster is tegenwoordig voornamelijk van belang vanwege het dagboek dat hij heeft nagelaten, waarin hij uitlegt waarom hij het schilderen reeds op jonge leeftijd opgaf. Na een al dan niet vrijwillige ballingschap van enkele jaren – over de redenen daarvan laat Munster zich niet uit – ontdekte hij bij zijn terugkeer naar het aartshertogdom Salzburg dat zijn geliefde Eulalie, die hem eeuwige trouw had gezworen, inmiddels getrouwd was met een zekere Spronck.… > Lees verder

Lundgren, Julia

Zweeds schilderes, actief omstreeks 1900. Julia Lundgren maakte aan het begin van haar carrière deel uit van de groep impressionistische Scandinavische schilders rond Carl Larsson en Søren Krøyer. Later werd ze een leerlinge van Claude Monet.

Hoewel Lundgren vroeg met schilderen stopte, was haar loopbaan kenmerkend voor de ontwikkelingen in de schilderkunst rond de vorige eeuwwisseling. Centraal in haar creatieve zoektocht, die uitgebreid is geboekstaafd door haar minnaar Ulrik Tercier in zijn autobiografie Sundborn ou les jours de lumière, stond de vraag naar het verband tussen kunst en leven. Aanvankelijk neigde ze ertoe, hoewel met de nodige reserves, dat verband evenals Larsson en Krøyer als organisch te beschouwen: de kunst staat niet tegenover het leven maar vormt er een onderdeel van, ze moet niet proberen zich van dat leven los te koppelen maar juist de onverbrekelijke band ermee benadrukken.… > Lees verder