web analytics

Lof der gekunsteldheid: de masochistische poëtica van Raymond Queneau

Raymond Queneau en de natuur: je zou er een proefschrift over kunnen schrijven. De werkhypothese daarvan zou ongetwijfeld luiden dat Raymond Queneau niet weg was van de natuur, en de kans dat die hypothese in de loop van het onderzoek zou sneuvelen, mag bijzonder klein worden geacht. Raymond Queneau háátte de natuur. Van grassprietjes en bloempjes kreeg hij het benauwd (hij had astma), in mooie landschappen was hij niet geïnteresseerd (behalve wanneer ze zich in de stad of in zijn hoofd bevonden), en voor boompjes en beestjes had hij alleen aandacht wanneer hij ze van hun natuurlijkheid kon ontdoen met behulp van de taal.… > Lees verder

Hoe vraag je om opslag?

In Middelburg verschijnt bij de Stichting Kunstuitleen Zeeland al jarenlang de Slibreeks, een serie van mooie kleine boekjes op envelopformaat, die altijd weer verrassingen in petto heeft. Zo was het voorlaatste nummer bijvoorbeeld een losbladige uitgave van het verhaal ‘Een muur met grillige patronen’ van de Chinese avant-gardist Ma Yuan. De lezer kan als het ware zelf zijn eigen verhaal samenstellen door de volgorde van de hoofdstukjes te veranderen, een idee dat zo uit de koker van de Franse literaire groep Oulipo had kunnen komen (‘Ouvroir de Litterature Potentielle’, zoiets als ‘Werkplaats voor Mogelijke Literatuur’).

Een van de belangrijkste leden van diezelfde Oulipo was Georges Perec, en van hem is toevallig het nieuwste Slib-deeltje afkomstig: het hoorspel Opslag uit 1970.… > Lees verder

Georges Perec, Ruimten rondom, (fragment)

Wat kun je van de wereld kennen? Hoeveel ruimte mag onze blik van onze geboorte tot onze dood hopen af te tasten? Hoeveel vierkante centimeter van de planeet Aarde zullen onze zolen beroeren?

Wie de wereld rondreist, wie haar in alle richtingen doorkruist, zal nooit meer dan een paar bunders, een paar aren aardoppervlak leren kennen: nietige exploraties van ontzielde ruïnes, rillinkjes van avontuur, onwaarschijnlijke queesten verstard in een weeïge nevel, waarvan maar een paar details in onze herinnering zullen beklijven: eerder dan die stations en die wegen, en de flikkerende landingsbanen van vliegvelden, en die smalle stroken grond die door een met hoge snelheid voortijlende nachttrein een kort ogenblik worden beschenen, eerder dan de al te lang verhoopte en al te laat ontdekte panorama’s, en de opeenstapelingen van stenen en de opeenstapelingen van kunstwerken, zijn het misschien drie kinderen hollend op een blinkend witte weg, of een huisje vlak buiten Avignon met een ooit groen geverfde, ajour bewerkte houten deur, het scherp afgetekende silhouet van de bomen op de top van een heuvel in de omgeving van Saarbrücken, vier jolige dikzakken op een caféterras in een buitenwijk van Napels, de hoofdstraat van Brionne in het departement Eure, twee dagen voor Kerstmis, tegen zes uur ’s avonds, de koelte van een overdekte galerij in de soek van Sfax, een piepkleine stuwdam in een Schots loch, een weg met haarspeldbochten bij Corvol-l’Orgueilleux… En daarmee, onweerlegbaar, onmiddellijk, tastbaar, het gevoel van de concreetheid van de wereld: iets helders, iets wat dichter bij ons staat: de wereld, niet meer als een almaar opnieuw af te leggen parcours, niet als een wedren zonder eind, een almaar opnieuw aan te nemen uitdaging, niet als louter voorwendsel voor een troosteloze vergaring, ook niet als illusie van een verovering, maar als het hervinden van een betekenis, het waarnemen van een aards handschrift, van een geografie die we, al weten we dat niet meer, zelf hebben geschreven.… > Lees verder

Georges Perec, Een man die slaapt, (fragment)

Rampen bestaan niet, ze zijn elders. Misschien was de allerkleinste catastrofe genoeg geweest om je te redden: je was alles kwijt geweest, je had iets te verdedigen gehad, je had woorden gevonden om te overtuigen, om te ontroeren. Maar je bent niet eens ziek. Je dagen noch je nachten zijn in gevaar. Je ogen zien, je hand trilt niet, je pols is regelmatig, je hart klopt. Als je lelijk was zou je lelijkheid misschien fascinerend zijn, maar je bent niet eens lelijk, je hebt geen bochel, je stottert niet, je hebt allebei je armen en benen nog en je loopt zelfs niet mank.… > Lees verder

Het glazen huis van Edu Borger

Het is 23 juni 1975, iets voor achten ’s avonds. De steenrijke zonderling Percival Bartlebooth zit aan zijn werktafel, met in zijn hand het laatste stukje van de legpuzzel die voor hem ligt. Een moment later is hij dood. Dat is kort samengevat het plot van La Vie mode d’emploi, het zeshonderd pagina’s tellende hoofdwerk van Georges Perec. De plaats van handeling is 11 Rue Simon-Crubellier in Parijs, en het hele boek is in feite niets anders dan een denkbeeldige foto van dat ene huis op dat ene moment, of liever gezegd: een denkbeeldig schilderij, want het boek valt vrijwel geheel samen met het plan van de schilder Valène om het gebouw waarin hij woont op doek te brengen.… > Lees verder

La dormiveglia

‘Zodra je je ogen sluit begint het avontuur van de slaap.’ De stem die zich vanaf de eerste zin van Un homme qui dort (1967) in de tweede persoon enkelvoud tot de lezer richt beschrijft de ervaringen van een Parijse student die, op een dag, wordt overmand door een vreemdsoortige vermoeidheid. Vanaf die dag is het alsof de slaap zijn bestaan beheerst – ook wanneer hij waakt. Hij wijdt zijn aandacht enkel nog aan het vervluchtigende decor van een afwezig leven: de scheuren in het plafond van zijn zolderkamertje, de combinaties van speelkaarten van een patiencespel, de minuscule draaikolken bij een Seinebrug.… > Lees verder