web analytics

Georges Perec, Ruimten rondom, (fragment)

Wat kun je van de wereld kennen? Hoeveel ruimte mag onze blik van onze geboorte tot onze dood hopen af te tasten? Hoeveel vierkante centimeter van de planeet Aarde zullen onze zolen beroeren?

Wie de wereld rondreist, wie haar in alle richtingen doorkruist, zal nooit meer dan een paar bunders, een paar aren aardoppervlak leren kennen: nietige exploraties van ontzielde ruïnes, rillinkjes van avontuur, onwaarschijnlijke queesten verstard in een weeïge nevel, waarvan maar een paar details in onze herinnering zullen beklijven: eerder dan die stations en die wegen, en de flikkerende landingsbanen van vliegvelden, en die smalle stroken grond die door een met hoge snelheid voortijlende nachttrein een kort ogenblik worden beschenen, eerder dan de al te lang verhoopte en al te laat ontdekte panorama’s, en de opeenstapelingen van stenen en de opeenstapelingen van kunstwerken, zijn het misschien drie kinderen hollend op een blinkend witte weg, of een huisje vlak buiten Avignon met een ooit groen geverfde, ajour bewerkte houten deur, het scherp afgetekende silhouet van de bomen op de top van een heuvel in de omgeving van Saarbrücken, vier jolige dikzakken op een caféterras in een buitenwijk van Napels, de hoofdstraat van Brionne in het departement Eure, twee dagen voor Kerstmis, tegen zes uur ’s avonds, de koelte van een overdekte galerij in de soek van Sfax, een piepkleine stuwdam in een Schots loch, een weg met haarspeldbochten bij Corvol-l’Orgueilleux… En daarmee, onweerlegbaar, onmiddellijk, tastbaar, het gevoel van de concreetheid van de wereld: iets helders, iets wat dichter bij ons staat: de wereld, niet meer als een almaar opnieuw af te leggen parcours, niet als een wedren zonder eind, een almaar opnieuw aan te nemen uitdaging, niet als louter voorwendsel voor een troosteloze vergaring, ook niet als illusie van een verovering, maar als het hervinden van een betekenis, het waarnemen van een aards handschrift, van een geografie die we, al weten we dat niet meer, zelf hebben geschreven.… > Lees verder

Georges Perec, Een man die slaapt, (fragment)

Rampen bestaan niet, ze zijn elders. Misschien was de allerkleinste catastrofe genoeg geweest om je te redden: je was alles kwijt geweest, je had iets te verdedigen gehad, je had woorden gevonden om te overtuigen, om te ontroeren. Maar je bent niet eens ziek. Je dagen noch je nachten zijn in gevaar. Je ogen zien, je hand trilt niet, je pols is regelmatig, je hart klopt. Als je lelijk was zou je lelijkheid misschien fascinerend zijn, maar je bent niet eens lelijk, je hebt geen bochel, je stottert niet, je hebt allebei je armen en benen nog en je loopt zelfs niet mank.… > Lees verder

Het glazen huis van Edu Borger

Het is 23 juni 1975, iets voor achten ’s avonds. De steenrijke zonderling Percival Bartlebooth zit aan zijn werktafel, met in zijn hand het laatste stukje van de legpuzzel die voor hem ligt. Een moment later is hij dood. Dat is kort samengevat het plot van La Vie mode d’emploi, het zeshonderd pagina’s tellende hoofdwerk van Georges Perec. De plaats van handeling is 11 Rue Simon-Crubellier in Parijs, en het hele boek is in feite niets anders dan een denkbeeldige foto van dat ene huis op dat ene moment, of liever gezegd: een denkbeeldig schilderij, want het boek valt vrijwel geheel samen met het plan van de schilder Valène om het gebouw waarin hij woont op doek te brengen.… > Lees verder

La dormiveglia

‘Zodra je je ogen sluit begint het avontuur van de slaap.’ De stem die zich vanaf de eerste zin van Un homme qui dort (1967) in de tweede persoon enkelvoud tot de lezer richt beschrijft de ervaringen van een Parijse student die, op een dag, wordt overmand door een vreemdsoortige vermoeidheid. Vanaf die dag is het alsof de slaap zijn bestaan beheerst – ook wanneer hij waakt. Hij wijdt zijn aandacht enkel nog aan het vervluchtigende decor van een afwezig leven: de scheuren in het plafond van zijn zolderkamertje, de combinaties van speelkaarten van een patiencespel, de minuscule draaikolken bij een Seinebrug.… > Lees verder

De asbakken van Georges Perec

‘L’écriture contemporaine a oublié l’art d’énumérer’
Georges Perec, ‘Notes concernant les objets qui sont sur ma table de travail'[1. ‘In het hedendaagse schrijven is de kunst van de opsomming in vergetelheid geraakt.’]

Er is een foto van Perec waarop hij ietwat droevig glimlachend de camera inkijkt, zijn hoofd steunend op zijn rechterhand, een dunne cigarillo tussen middel- en ringvinger. Die handgewoonte, wellicht ontstaan uit een dagelijkse schrijfpraktijk, wordt in hoofdstuk 52 van La vie mode d’emploi toegeschreven aan Grégoire Simpson, een vereenzaamde student, dezelfde die ook de anti-held was van een van Perecs eerste romans, Un homme qui dort; in dat boek maakt de hoofdfiguur elke ochtend op dezelfde minuut, op dezelfde plek, op dezelfde manier het zelfklevende strookje papier los dat zijn dagelijkse pakje Gauloises afsluit en streeft hij ernaar, om de drie kwartier een sigaret op te steken.… > Lees verder