web analytics

Brina Svit, Moreno

Brina Svit, MorenoMoreno, het eerste in het Frans geschreven boek van de van oorsprong Sloveense schrijfster Brina Svit, is een boek om verliefd op te worden. Het is ook een boek over liefde – als je de bijzondere band tussen de hoofdpersoon, schrijfster Brina Svit zelf, en de klusjesman Mohammed zo kunt noemen.

Svit beschrijft in Moreno haar verblijf in een Toscaans schrijvershuis, op het landgoed van de in 1998 overleden schrijver Gregor von Rezzori, waar ze naartoe is gekomen om te werken aan haar nieuwe roman, de eerste die ze in het Frans schrijft. Dat werk wil niet vlotten, de vijfhonderd woorden per dag die een echte schrijver volgens de plaatselijke mores moet produceren haalt ze in de verste verte niet, en in plaats daarvan hangt ze een beetje rond en observeert het personeel: Walter, de tuinman, Lika, de dienstmeid, Abdoul, de kok – en Mohammed, de klusjesman.

De kloof tussen het personeel en de weduwe Rezzori is groot. Svit beziet de chique ‘Baronessa’ met een mild-ironische blik en beseft steeds duidelijker dat zijzelf eerder in het kamp van de ‘buitengeslotenen’ dan in dat van de artistieke elite thuishoort. Ook de lyrische hooggestemdheid van haar bovenbuurman in de plaatselijke toren (algauw tot ‘ivoren toren’ omgedoopt), een Ierse dichter die zweert bij stilte maar telkens luidruchtig de trap af en op loopt om zijn thermoskan bij te vullen, ontlokt haar de nodige ironie. Om nog maar te zwijgen van ZS, Zadie Smith of course, die het jaar ervoor de vijfhonderd woorden per dag fluitend (en joggend) heeft gehaald en met het verslag van haar verblijf een absolute standaard heeft gezet.

Ondertussen kletst Brina Svit met de Albanese dienstmeid en ontwikkelt ze een bijzondere band met de Marokkaanse klusjesman, die zelfs wordt gepromoveerd tot onderwerp van het nieuwe boek dat ze begint te schrijven op de ruïnes van haar gestrande roman. En dan komen de woorden ineens wel: over Mohammeds zwijgzaamheid, over de wond die hij in zich meedraagt omdat zijn vrouw hem heeft verlaten voor een ander en daarbij hun dochtertje heeft meegenomen, maar ook over haar eigen ‘verraad’ aan Slovenië en aan het Sloveens, over de afstand die het schrijven in een nieuwe taal schept, over de directheid waartoe het Frans haar dwingt en de ‘subtiele lichtheid’ die ze door die taal bij zichzelf ontdekt. En dan is daar Moreno, de straatjongen uit Florence, wiens schaduw als die van een beschermengel over het boek hangt.

Met Moreno heeft Brina Svit een bijzonder boek geschreven: een boek tussen twee talen, tussen kitsch en kunst, kunst en werkelijkheid, een boek waarin de schrijfster ondanks het autobiografische onderwerp geen moment met zichzelf te koop loopt, een intelligent en aandoenlijk boek over de relatie tussen leven en schrijven, met als meest innemende eigenschap misschien wel die unieke ironische lichtheid waarmee elke vorm van melodrama op afstand wordt gehouden.

[Leesverslag voor uitgeverij Ambo/Anthos, 5 juli 2007, © Martin de Haan]