web analytics

Weg van de mens, terug naar de mens

Op een omgevallen boom in het bos zit een man. Hij denkt na, schrijft af en toe iets op een velletje papier en trekt zich niets aan van de hond die blaffend zijn aandacht vraagt. Hij slaat ook geen acht op de drie mannen die achter hem staan en met microfoon en camera over zijn schouder heen proberen vast te leggen wat hij schrijft. Na een paar minuten knikt hij: het is zover, hij is er klaar voor.

De Franse sterschrijver Michel Houellebecq is geen wonder van welbespraaktheid. Niet alleen mompelt hij doorgaans onverstaanbaar, tijdens interviews neemt hij ook alle tijd om over de vragen na te denken, niet zelden tot wanhoop van de interviewer – die de stiltes dan maar begint op te vullen met nieuwe vragen en mogelijke antwoorden daarop, zodat de schrijver uiteindelijk alleen nog maar ja of nee hoeft te zeggen.… > Lees verder

Een hele reeks moedertjes

Opgetekend uit de mond van Didier Decoin, lid van de eerbiedwaardige Académie Goncourt: klonen is als literair thema over honderd jaar allang achterhaald, de relatie tussen moeder en kind blijft daarentegen eeuwig actueel. Ergo: een roman over klonen zal snel worden vergeten, een roman over een moeder-zoonrelatie heeft blijvende waarde.

Misschien heeft hij wel gelijk. Waarschijnlijk niet, trouwens (en niet alleen omdat klonen moeders overbodig maken). Hoe dan ook, het geestige is dat de twee romans waarop zijn uitspraak betrekking had, zijnde de twee finalisten van de Prix Goncourt, eigenlijk maar zijdelings over de genoemde thema’s gaan. In La Possibilité d’une île van Michel Houellebecq wordt weliswaar een gekloonde toekomstmens opgevoerd, maar alleen bij wijze van spiegel die de auteur onze tijd voorhoudt.… > Lees verder

Onwetend en niet tot redeneren in staat

Het draait allemaal om de grens tussen droom en daad. De droom: een alomvattende gemeenschap van gelijkgestemden, een paradijs van eensgezindheid. De daad: het verwezenlijken van de droom door de onderdrukking van alles wat niet dat paradijs is.

Op 17 februari 1600 werd de dominicaner monnik Giordano Bruno levend verbrand in Rome. Zijn misdaad: de overtuiging dat het heelal oneindig en eeuwig is, dat de sterren zonnen zijn waar planeten omheen cirkelen, dat vorm en materie ontspringen aan een en dezelfde bron, dat religie en ethiek niet tot dogma’s mogen verworden, en meer van dat soort ketterse denkbeelden. De protestanten probeerden hem vanwege zijn onorthodoxe standpunten in hun kamp te lokken, maar Bruno besefte dat zij niet minder doctrinair en star waren dan de katholieken.… > Lees verder

Denis Diderot, Jacques de fatalist en zijn meester, fragment

Hoe hadden ze elkaar ontmoet? Bij toeval, zoals iedereen. Hoe heetten ze? Wat gaat u dat aan? Waar kwamen ze vandaan? Van de dichtstbijzijnde plaats. Waar gingen ze heen? Weet een mens waar hij heen gaat? Wat zeiden ze? De meester zei niets, en Jacques zei dat zijn kapitein zei dat alle goede en slechte dingen die ons hier beneden overkomen, daar boven geschreven staan.

MEESTER: Dat is een prachtig gezegde.
JACQUES: Mijn kapitein voegde eraan toe dat elke kogel die uit een geweer kwam zijn bestemming had.
MEESTER: En hij had gelijk…
Na een korte stilte riep Jacques uit: ‘De duivel hale de herbergier en zijn herberg!’… > Lees verder

Onaangedane terugblik

Patrick Modiano is in het Nederlands waarschijnlijk de meest vertaalde Franse schrijver na Simenon. Met de verschijning van zijn recentste roman, Nachtelijk ongeval, staat de teller inmiddels op zeventien, en het einde is nog niet in zicht, want Modiano’s volgende boek (hij schrijft er gemiddeld één per jaar) is in Frankrijk alweer aangekondigd voor januari.

Nachtelijk ongeval is in veel opzichten weer een typische Modiano. Zoals in bijna al zijn romans is de nevelige sfeer veel belangrijker dan het verhaal, dat traag heen en weer beweegt tussen het heden en verschillende momenten in het verleden: de hoofdpersoon herinnert zich een ongeluk dat hij dertig jaar geleden ’s nachts op straat heeft gehad en probeert zich de tijd ervoor en erna voor de geest te halen.… > Lees verder

Jean Echenoz, Aan de piano, fragment

Telkens als de metro weer bovengronds kwam had Max zich ook kunnen interesseren voor de viaducten waarover ze reden, lieve, goeie, mooie viaducten, lieve, ouwe, intelligente, waardige staalbouw, maar nee: nu zijn achtervolgingsplan zienderogen ineenschrompelde en even snel verlepte als een klaproos, stapte hij op station Nationale uit. Daarna had hij niets meer te doen, en dus ging hij lopen, geen fantasievolle wandeling, nog steeds volgens de route van lijn 6 maar nu in de openlucht, met grote stappen door de primitieve, barbaarse, verwaarloosde strook die als een onverharde weg onder die viaducten loopt. Daar vind je soms markten, tweedehandszaakjes en allerlei stalletjes, basketbalveldjes, maar het is vooral een min of meer anarchistische parkeerplaats: een kille, smalle baan, een niemandsland dat je, onder het stekelige staalgeluid van de metrostellen, nooit zonder een vaag gevoel van angst betreedt.… > Lees verder