Patrick Modiano is in het Nederlands waarschijnlijk de meest vertaalde Franse schrijver na Simenon. Met de verschijning van zijn recentste roman, Nachtelijk ongeval, staat de teller inmiddels op zeventien, en het einde is nog niet in zicht, want Modiano’s volgende boek (hij schrijft er gemiddeld één per jaar) is in Frankrijk alweer aangekondigd voor januari.
Nachtelijk ongeval is in veel opzichten weer een typische Modiano. Zoals in bijna al zijn romans is de nevelige sfeer veel belangrijker dan het verhaal, dat traag heen en weer beweegt tussen het heden en verschillende momenten in het verleden: de hoofdpersoon herinnert zich een ongeluk dat hij dertig jaar geleden ’s nachts op straat heeft gehad en probeert zich de tijd ervoor en erna voor de geest te halen. Het ongeluk riep destijds vage herinneringen op aan een vergelijkbaar ongeluk uit zijn kindertijd, hij had zelfs de indruk dat dezelfde vrouw erbij betrokken was, en het verslag van zijn zoektocht naar die vrouw, Jacqueline Beausergent geheten, neemt het grootste gedeelte van het boek in beslag.
Het ongeluk vond plaats vlak voordat de hoofdpersoon meerderjarig werd, en in zijn beleving vormt het een omslagpunt. ‘Ik was iemand die in de schemering aan de rand van een vijver blijft staan en zijn ogen laat wennen aan het halfduister tot hij de geringste beroering in het stilstaande water kan onderscheiden,’ typeert hij zichzelf (het is tegelijk een zelfportret van de schrijver Modiano), en het ongeluk markeert het moment waarop de beroering van het verleden voor hem zichtbaar werd: het moment waarop de tijd begon te bestaan, het begin van zijn volwassenheid.
Dertig jaar later, in het heden, roept een concrete gebeurtenis de herinnering aan dat moment weer op: de hoofdpersoon heeft de naam Jacqueline Beausergent een paar dagen gelegen horen omroepen op het vliegveld. Maar in tegenstelling tot wat in de meeste andere Modiano-romans het geval is, verandert die plotselinge herinnering weinig aan het heden van de hoofdpersoon, dat eigenlijk nauwelijks ter sprake komt. De onderhuidse angst en onrust waar boeken als Dora Bruder en Kleine Bijou hun kracht aan ontlenen, zijn dan ook afwezig; wat overblijft is een tamelijk onaangedane en vrijblijvende terugblik op het verleden. Zelfs de bedwelmende ether waarmee Modiano zijn roman zoals altijd rijkelijk besprenkelt lijkt zijn werking tijdelijk te hebben verloren.
Niet veranderd is de poëtische, soms haast impressionistische vertaalwijze van Maarten Elzinga. Meteen al op de tweede bladzijde barst de tekst bijna uit zijn voegen van de klankspelingen: de hoofdpersoon denkt aan een hond, is gewond en ziet een blond lijkende vrouw in een bontjas naar de grond kijken. En zo valt er op de kleine ruimte toch nog wat te beleven in deze tegenvallende roman van een groot schrijver.
- Patrick Modiano, Nachtelijk ongeval, vertaald door Maarten Elzinga. Meulenhoff, 2004.
[de Volkskrant, 19 november 2004, © Martin de Haan]