Vertalers weten niet wat ze doen. Die gedachte viel mij in bij het lezen van het boeiende dossier over ‘De rijkdom van de hervertaling’ in het vorige Filter-nummer. Hoe boeiend ook, in dat dossier overheersen vertaaltheoretische en vertaalhistorische gezichtspunten, en het is geen wonder dat inzichten die op dat niveau worden verworven niet per se verhelderend zijn voor een beter begrip van de concrete worsteling van verschillende vertalers met eenzelfde originele tekst. Het spreken over de ‘geïntendeerde handeling’ en de ‘discursieve strategie’ (Lawrence Venuti) van de vertaler lijkt bijvoorbeeld meer rationaliteit en zelfbewustzijn te veronderstellen dan in de vertaalpraktijk aanwezig is; vertalers hebben doorgaans maar weinig controle over de parameters die komen kijken bij het vinden van hun toon en stijl.… > Lees verder
De dood der schoonheid
Baudelaire wist niet dat hij Baudelaire zou worden.
Louis Scutenaire, Mes Inscriptions
In ‘Le Phénomène futur’, een prozagedicht van Mallarmé, wordt het kunstmatig geconserveerde lijk van een naakte vrouw door de Vertoner van Voorbije Dingen op de kermis tentoongesteld aan een gedegenereerde mensheid. Een deel van het kermispubliek blijft onverschillig bij de aanblik van de gebalsemde wondervrouw, een ander deel raakt hevig aangedaan, terwijl de dichters uit die toekomstige tijden ‘(…) in hun doffe ogen een licht voelen aangaan en heensluipen naar hun lamp, een ogenblik dronken van schimmige glorie, in de ban van het Ritme en vergetend dat ze leven in een tijd die na de dood der schoonheid voortbestaat.’… > Lees verder
Wat niet gebruikt wordt, slijt. Over Pierre Bergounioux en Jean-Loup Trassard
Het Frans kent er een staande uitdrukking voor: exode rural, ontvolking van het platteland. Weliswaar is Frankrijk een van de laatste Europese landen waar een grootschalige exodus van de agrarische bevolking naar de steden op gang is gekomen, maar die leegloop heeft er diepere sporen getrokken dan elders, in de levens van hen die weggingen en in de levens van hen die achterbleven. Rond 1850 woonde nog driekwart van de Fransen – 26,8 miljoen mensen – op het platteland, veelal kleine, zelfvoorzienende boeren; anno 2011 zijn nog maar enkele miljoenen Fransen in de landbouw actief, niet meer dan 3,4% van de totale beroepsbevolking, overwegend in grootschalige landbouwbedrijven.… > Lees verder
Roland Barthes (1915-1980)
De setting is een strand, de achtergrond bestaat uit horizontale stroken grijs, lucht, water, zand. De drie foto’s zijn genomen met een kleinbeeldcamera, de lens was goedkoop; er hangt een verticaal floers langs de randen van het beeld. Het object, Roland Barthes, is van opzij gefotografeerd, maar draait zich in een vloeiende beweging naar de fotograaf, die hem tot anderhalve meter is genaderd. Misschien zegt hij iets, hij kijkt. Hij loopt door.
Hij houdt er niet van om te worden gefotografeerd. Net als iedereen heeft hij een moeizame relatie tot zijn zelfbeeld, maar vooral geeft hij de zeggenschap over de interpretatie van dat beeld niet graag uit handen.… > Lees verder
Pierre Michon: L’expatriation littéraire
La discussion sur la réception de l’œuvre michonnienne au-delà des frontières françaises, je voudrais l’étendre ici à la question des enjeux littéraires de la traduction de cette œuvre. J’essaierai ce faisant de concilier deux points de vue divergents, une perspective externe et une perspective interne aux textes, strabisme qui est le lot de tout traducteur puisque tout traducteur combine la distance d’une position excentrique, étrangère à la culture et à l’histoire littéraire dans laquelle s’insère l’œuvre à traduire, et la proximité d’une fréquentation assidue et pointilleuse de cette œuvre. Autrement dit, il ne suffit pas de ‘bien traduire’; encore faut-il réfléchir sur ce qu’on traduit et sur ce que traduire veut dire.… > Lees verder
Slaapkamerverhalen
Suite in het Crystal van Olivier Rolin (1947) – overigens schitterend vertaald door Katelijne de Vuyst en Marij Elias – is een buitenissig literair object: een mozaïek van verhalen in de vorm van een verzameling uitputtend beschreven hotelkamers. Het wil de verwezenlijking zijn van een door Georges Perec (1936-1982) gepland maar onvoltooid gelaten project, Plaatsen waar ik geslapen heb. Perec heeft inderdaad herhaaldelijk gezinspeeld op het plan een inventaris te maken van al zijn nachtverblijven, en het meest uitvoerig in Ruimten rondom, waarvan onlangs een herziene, gecorrigeerde editie verscheen – overigens schitterend vertaald door Rokus Hofstede. Maar de geschiedenis van deze literaire afstamming is nog ingewikkelder, aangezien Perec zelf de bescherming van een andere grote schrijver inroept, Marcel Proust (1871-1922), en claimt dat Plaatsen waar ik geslapen heb niets anders is dan ‘een nauwgezette uitwerking van de paragrafen 6 en 7 van het eerste hoofdstuk van het eerste deel (‘Combray’) van de eerste band (De kant van Swann) van Op zoek naar de verloren tijd’.… > Lees verder