web analytics

Slaapkamerverhalen

Suite in het Crystal van Olivier Rolin (1947) – overigens schitterend vertaald door Katelijne de Vuyst en Marij Elias – is een buitenissig literair object: een mozaïek van verhalen in de vorm van een verzameling uitputtend beschreven hotelkamers. Het wil de verwezenlijking zijn van een door Georges Perec (1936-1982) gepland maar onvoltooid gelaten project, Plaatsen waar ik geslapen heb. Perec heeft inderdaad herhaaldelijk gezinspeeld op het plan een inventaris te maken van al zijn nachtverblijven, en het meest uitvoerig in Ruimten rondom, waarvan onlangs een herziene, gecorrigeerde editie verscheen – overigens schitterend vertaald door Rokus Hofstede. Maar de geschiedenis van deze literaire afstamming is nog ingewikkelder, aangezien Perec zelf de bescherming van een andere grote schrijver inroept, Marcel Proust (1871-1922), en claimt dat Plaatsen waar ik geslapen heb niets anders is dan ‘een nauwgezette uitwerking van de paragrafen 6 en 7 van het eerste hoofdstuk van het eerste deel (‘Combray’) van de eerste band (De kant van Swann) van Op zoek naar de verloren tijd’.… > Lees verder

Schwung en snobisme

Zijn Pierre Michons Vies minuscules uit 1984 verre nakomelingen van Marcel Schwobs Vies imaginaires uit 1896? De link is gauw gelegd, al was het maar doordat de verwantschap in de titels al wordt gesuggereerd, en op het eerste gezicht is de associatie ook niet onterecht. Zomin Schwob als Michon schrijft heiligenlevens of hagiografieën, beiden willen het hebben het over ‘de unieke levens van willekeurige mensen, of dat nu goddelijke, middelmatige of misdadige mensen zijn’, zoals het heet in de slotzin van Schwobs voorwoord. Het dierlijke bestaan van cynicus Crates, bij Schwob, of de liederlijke ondergang van landarbeider Fiéfié, bij Michon, bewijzen genoegzaam dat voor beiden ook het meest eerloze mensenleven romanesk kan zijn.… > Lees verder

Bourdieu en de concurrentiestrijd

Sinds Carry van Bruggens vermaarde slogan ‘levensdrift is distinctiedrift’, waarmee haar Hedendaagsch Fetischisme (1925) opent, is het gangbaar geworden elk onderscheid in taalgebruik, kleding of omgangsvormen te beschouwen als een doelbewuste, intentionele poging om zich te verheffen boven anderen. Zo bijvoorbeeld publicist Ger Groot, die in zijn aan Pierre Bourdieu gewijde in memoriam (De Groene, 02-02-2002) het verschijnsel dat hij betitelt als ‘Habitat-syndroom’ beschouwt als een ‘typisch Bourdieu-geval’: de Habitat-klant koopt zijn meubeltjes niet omdat hij ze mooi vindt maar omdat hij zich wil afficheren met zijn vooruitstrevende smaak en zich zo wil onderscheiden van het ‘klootjesvolk’; hij ‘zou er zo graag bij willen horen, maar is steeds te laat’.… > Lees verder

De pen van de engel

Roemloze levens, de vertaling van Pierre Michons Vies minuscules (1984), is het soort boek dat zijn lezers druppelsgewijs vindt. Intussen is de eerste druk van deze hedendaagse klassieker, uit 2001, toch nog uitgeput geraakt. Vorige maand verscheen na zes jaar een herdruk. Tijd voor een reconstructie.

Roemloze levens bevat een achttal novellen en verhalen, qua volume bijna de helft van Michons hele oeuvre. De meeste protagonisten van die verhalen zijn ongeletterde boeren uit het departement Creuse, de arme plattelandsstreek waar Michon zelf is geboren en opgegroeid. Michon tracht hun vergeten levens aan de vergetelheid te ontrukken, hij wil zijn doden doen opstaan, vlees doen worden in de geest van de lezer, zoals hij het in zijn van katholicisme doordrenkte privémythologie verwoordt — al is hij zich er scherp van bewust dat hij ze met zijn literaire evocatie ook verraadt.

> Lees verder

Hermans en de hoer van Brussel

Misschien moet je wel iets van een hoerenloper hebben om van Brussel te houden.

Ooit vormden wij mensen één volk en hadden wij één taal. Toen wilden de Babyloniërs een toren bouwen die tot de hemel reikte. God strafte de torenbouwers met spraakverwarring, de onderneming mislukte, de volken werden over de gehele aarde verstrooid. In het boek Genesis, de oudtestamentische bijbel-proloog, wordt het verhaal van die spraakverwarring verteld.

Brussel vergelijken met Babel, het is al haast een cliché. Ook in het Babel aan de Zenne zijn de tongen en natiën vermengd, en ook daar leidt zulks tot de nodige verwarring. Elk gesprek dat je er aanknoopt veronderstelt een prealabale onderhandeling, een meerkeuzevraag, een moment van aarzeling: welke taal spreken we, en door wie wordt dat bepaald?… > Lees verder

‘De schrijver is hooguit een opwekker van ambiguïteit’: Roland Barthes

‘Het kwartetje van waarden ziet er dus zo uit: ‘stijf worden’ en ‘los raken’ zijn goede waarden (het gladde, het geoliede, het overgotene zijn gunstig, afdrijven is gerechtvaardigd); maar ‘stollen’ en ‘schiften’ zijn slechte waarden, [onleesb.] wijzen vooruit naar de dood door mummificatie (reïficatie) of ontbinding.’

(onuitgegeven fragment uit Roland Barthes par Roland Barthes, in: Genesis 19/02, p.26)

Roland Barthes hield van chocola en van amfibolieën. Een amfibolie is een soort verbale praline, een gelaagde uitspraak die inspeelt op de potentiële dubbelzinnigheid van een woord. ‘Telkens wanneer hij zo’n woord met dubbele lading tegenkomt, houdt R.B. (…) de twee betekenissen vast, alsof één van de betekenissen naar de andere knipoogt en de betekenis van het woord in dat knipogen besloten ligt.… > Lees verder