web analytics

Georges Perec / Robert Antelme

Wie vandaag het essay leest dat Georges Perec (1936-1982) begin jaren ’60 schreef over L’espèce humaine van Robert Antelme, doet dat haast onvermijdelijk met een biografische bril. Perecs Pools-joodse vader overleed in 1940 tijdens de eerste oorlogshandelingen als vrijwillige in het Franse leger, zijn Pools-joodse moeder werd in 1943 via Drancy naar Auschwitz gedeporteerd en keerde niet terug. De kleine Georges dook tijdens de oorlogsjaren onder in de Vercors, om na de oorlog te worden opgenomen in het gezin van zijn tante Esther. In W ou le souvenir d’enfance(1975)[1. Georges Perec, W of de jeugdherinnering, vertaald door Edu Borger, De Arbeiderspers, 1991.]… > Lees verder

‘Je ne pus qu’amèrement m’extasier’: traduire Michon en néerlandais

Parmi les différentes formes de plaisir que procure la lecture, Roland Barthes, dans son essai ‘Sur la lecture’,[1. R. Barthes, ‘Sur la lecture’, in : Le bruissement de la langue, Essais critiques IV, Seuil, Paris, 1984.] distingue, à côté de la lecture métaphorique ou poétique du texte (qui relève du fétichisme) et du plaisir métonymique de la narration (le suspense), le désir que provoque le texte lu d’écrire soi-même: nous désirons, dit Barthes, le désir que l’auteur a eu du lecteur lorsqu’il écrivait, nous désirons le aimez-moi qui est dans toute écriture. Aucun lecteur sans doute n’est saisi d’un tel désir au même degré que le traducteur: son désir, produire un texte digne d’être aimé, est directement proportionnel à l’aimez-moi investi dans le texte à traduire.… > Lees verder

‘Ik moet het weifelend wezen dat ik ben, stutten door welsprekendheid’: Herman Teirlinck

De lievelingsschrijver is een eenmanscategorie die veel wegheeft van de vriend. Aan mijn lievelingsschrijver denk ik in het vocabulaire van de vriendschap, ik schep graag op over zijn in het oog lopende kwaliteiten en reageer op zijn niet minder in het oog lopende tekortkomingen met vergoelijkend gniffelen of hoofdschuddend mededogen. Het is alsof de innige band die ik met hem heb teruggaat op een persoonlijke ontmoeting, hoewel hij stierf toen ik amper kon lezen en ik hem als persoon hoogstwaarschijnlijk een irritante ijdeltuit zou hebben gevonden. Toch delen we, als vrienden, een verknochtheid aan bepaalde manieren van praten, een paar geografische toevalligheden en een zeker gevoelsregister – woorden, oorden en vrouwen.… > Lees verder

‘Het masker was volmaakt’: over de bekkentrekkerij van de vertaler

Onder de vormen van plezier die lezen oplevert, onderscheidt Roland Barthes in zijn essay Sur la lecture, naast het fetisjistische plezier in de woorden en het erotische plezier van de suspense, het door de gelezen tekst opgewekte verlangen om zelf te schrijven: we verlangen, schrijft Barthes, naar het verlangen dat de auteur koestert om gelezen te worden, we verlangen naar het hou-van-mij dat in de tekst besloten ligt. Waarschijnlijk wordt geen enkele lezer door dat verlangen van een auteur om gelezen te worden zozeer aangegrepen als de lezer bij uitstek die de vertaler is. Hoe groter het hou-van-mij van de te vertalen tekst, hoe heviger zijn verlangen zelf een tekst af te scheiden waarvan gehouden kan worden, hoe veeleisender, hoe lastiger ook zijn verhouding tot het origineel.… > Lees verder

Een vreemde waaiing

De huidige wederopleving van Brussel doet denken aan de hoogtijdagen rond 1900. Nergens werd die belle époque zo fraai beschreven als in Herman Teirlincks grotestadsroman Het ivoren aapje. Rokus Hofstede duikt met de twee hoofdpersonen van het boek onder in de Brusselse nieuwjaarsnacht.

Op nieuwjaarsavond – het is iets na tienen – brengt Ernest Verlat, telg van een Frans-Brusselse magistratenfamilie, een bezoek aan Rupert Sörge, een jonge Hongaarse aristocraat, die Wenen en Nice achter zich heeft en nu het mondaine Brussel als jachtterrein verkiest. Sörge bewoont een patriciërshuis aan de Louizalaan, in de bovenstad. De twee vrienden dalen te voet af naar de benedenstad, doorkruisen een volkswijk, flaneren over de centrumboulevards, drinken een glas port in een café, souperen in een nachtrestaurant.… > Lees verder

‘Heimwee naar de hel’: het beteugelde geweld van Cioran

‘Geboren zijn in een volk dat nooit van zich zal doen spreken is een verschrikkelijke vernedering, al valt er wel mee te leven.’ Deze op zijn minst halfhartige uitspraak deed de Franse schrijver en denker Emil Cioran in 1979, meer dan veertig jaar nadat hij zijn geboorteland Roemenië had verlaten. Zij onthult iets van de heftigheid van zijn lijden onder de vloek van zijn geboorte, onder de eeuwige ‘gekrenkte trots’ van het toebehoren aan een ‘kleine cultuur’ – een geboortevloek die hem er niet van weerhield zichzelf te omschrijven als een ‘man zonder lot, zonder biografie’, levend in ‘metafysische ballingschap’. Ziedaar een voor Cioran karakteristieke paradox – maar wat is er niet paradoxaal aan deze auteur, wiens leven, werk en stijl alle het stempel dragen van de uitersten die hij in zich verenigde?… > Lees verder