De huidige wederopleving van Brussel doet denken aan de hoogtijdagen rond 1900. Nergens werd die belle époque zo fraai beschreven als in Herman Teirlincks grotestadsroman Het ivoren aapje. Rokus Hofstede duikt met de twee hoofdpersonen van het boek onder in de Brusselse nieuwjaarsnacht.
Op nieuwjaarsavond – het is iets na tienen – brengt Ernest Verlat, telg van een Frans-Brusselse magistratenfamilie, een bezoek aan Rupert Sörge, een jonge Hongaarse aristocraat, die Wenen en Nice achter zich heeft en nu het mondaine Brussel als jachtterrein verkiest. Sörge bewoont een patriciërshuis aan de Louizalaan, in de bovenstad. De twee vrienden dalen te voet af naar de benedenstad, doorkruisen een volkswijk, flaneren over de centrumboulevards, drinken een glas port in een café, souperen in een nachtrestaurant.… > Lees verder