De mens is geboren in het water en stamt af van de kikker – een theorie die wordt bewezen door de analyse van de menselijke taal. Zo luidt, samengevat, de stelling die Jean-Pierre Brisset (1837-1919), Frans schrijver, denker en uitvinder, vanaf 1889 in een reeks profetische werken verdedigt: Le Mystère de Dieu est accompli (1890), La Science de Dieu ou La création de l’homme (1900), Les Prophéties accomplies (Daniel et l’Apocalypse) (1906) en Les Origines humaines (1913). In deze geleerde boeken geeft Brisset via omstandige analyse van woordspelingen en homofonieën in de Franse taal een volkomen nieuwe visie op de menswording, die in rechtstreekse concurrentie treedt met Darwin.… > Lees verder
L.-F. Céline, Oorlog, nawoord
‘Céline heeft iets van een man die opmarcheert achter zijn eigen klaroen.’ Deze typering, van Julien Gracq, wijst op een wezenstrek van Louis-Ferdinand Céline (1894-1961): hij was, in weerwil van zijn zelfverklaarde pacifisme, een strijder. Zijn strijdlust kreeg gestalte in de radicaal vernieuwende vorm van zijn romans, maar nam ook radicale ideologische vormen aan. Aan de ene kant zorgde Céline met zijn op spreektaal geënte schrijftaal voor een revolutie in het Franse literaire proza; aan de andere kant ontpopte hij zich in de periode 1937 en 1944 als rabiate anti-joodse propagandist, collaboreerde hij in de oorlogsjaren actief met de Duitse bezetter en hing hij zijn leven lang een biologisch racisme aan dat hij nooit zou afzweren.… > Lees verder
Annie Ernaux, De jongeman, nawoord
‘Hoe de stem van Ernaux wisselt, nu eens jonge amazone, dan weer oude vrouw’. De aantekening is gedateerd 26 maart 1998: die avond ontvangt het Maison Descartes aan de Amsterdamse Vijzelgracht Annie Ernaux. Aanleiding voor de ontvangst is de publicatie van De schaamte, de Nederlandse vertaling van Ernaux’ La honte. In een gesprek met Désirée Schyns legt Ernaux uit dat ze de gewelddadige familiescène waarmee dat boek opent nooit eerder onder woorden had weten te brengen, al werd er in eerdere boeken wel op gezinspeeld. Ze wil, zegt ze, in haar schrijven ont-dekken, dé-couvrir, wat doorgaans bedekt wordt gehouden.… > Lees verder
C.F. Ramuz, Schoonheid op aarde, nawoord
‘We moeten zien hoe magistraal dit simpele verhaal ons wordt gepresenteerd, hoe groots in plastische en muzikale zin. Weidse landschappen – het meer, de bergen, de lucht – omhullen de personages; sterker nog, ze nemen aan hun handelen deel. Golven, zand, bos worden tot levende personen, ze lichten op in beelden die langsschieten als bliksemschichten.’
Deze quote is afkomstig uit een reclametekstje getiteld ‘Een nieuw meesterwerk bij Uitgeverij Grasset: La Beauté sur la terre, roman van C.F. Ramuz’, en is van de hand van… C.F. Ramuz. Het valt niet mee om te beoordelen wat zelfspot en wat ernst is in zinnetjes als ‘De auteur bereikt hier het volkomen meesterschap’; Ramuz lijkt zich in zijn op verzoek van Grassetdirecteur Pierre Tisné geschreven blurb vrolijk te maken over het kenmerkende, ronkende taalgebruik van flapteksten – ‘niet bombastisch genoeg’, voegt hij met de hand nog aan het kladje toe.… > Lees verder
‘Wie vlooien heeft, is niet alleen’. Het parasitaire schrijverschap van Henri Roorda, alias Balthasar (1870-1925) (inleiding)
‘Al geruime tijd ben ik van plan een boekje te schrijven onder de titel Het vrolijke pessimisme. Die titel bevalt me. Ik vind dat hij een mooie klank heeft, en hij drukt aardig uit wat ik zou willen zeggen. Maar ik heb geloof ik te lang gewacht. Ik word oud en mijn boekje zal waarschijnlijk meer pessimisme dan vrolijkheid bevatten. Ons hart is niet de volmaakte thermosfles die de gloed van onze jeugd tot het einde toe zonder warmteverlies bewaart.’ Zo opent Mijn zelfmoord, de tekst waarin Henri Roorda, Frans-Zwitsers schrijver van Nederlandse origine, zijn zelfverkozen dood rechtvaardigt.
Voordat hij de daad bij het woord voegde, schreef Roorda een oeuvre bij elkaar dat hem maakte tot, naar verluidt, ‘de grootste humorist van Franstalig Zwitserland’.… > Lees verder
Georges Simenon, Manesteek, nawoord
In de zomer van 1932 maakte Georges Simenon een reis van drie maanden door Afrika, van Egypte langs de evenaar in westelijke richting. Hij bracht onder meer vijf dagen door in Matadi, aan de monding van de Congo, waar zijn jongere broer Christian havenmeester was.
Nog datzelfde najaar verscheen, in de stijl van grote reporters als Albert Londres en Joseph Kessel, een zesdelige reportage in het geïllustreerde tijdschrift Voilà, getiteld ‘L’heure du nègre’, met als ondertitel: L’Afrique vous parle: elle vous dit merde. Simenons biografen hebben gesuggereerd dat de bijtende toon van die artikelenreeks mogelijk was ingegeven door broedernijd; alsof Georges zijn jongere broer, de lieveling van moeder Henriette, op zijn nummer wilde zetten door weer te geven hoe treurig diens leven in werkelijkheid was.… > Lees verder