web analytics

Annie Ernaux, ‘De jongeman’, nawoord

‘Hoe de stem van Ernaux wisselt, nu eens jonge amazone, dan weer oude vrouw’. De aantekening is gedateerd 26 maart 1998: die avond ontvangt het Maison Descartes aan de Amsterdamse Vijzelgracht Annie Ernaux. Aanleiding voor de ontvangst is de publicatie van De schaamte, de Nederlandse vertaling van Ernaux’ La honte. In een gesprek met Désirée Schyns legt Ernaux uit dat ze de gewelddadige familiescène waarmee dat boek opent nooit eerder onder woorden had weten te brengen, al werd  er in eerdere boeken wel op gezinspeeld. Ze wil, zegt ze, in haar schrijven ont-dekken, dé-couvrir, wat doorgaans bedekt wordt gehouden.… > Lees verder

C.F. Ramuz, ‘Schoonheid op aarde’, nawoord

‘We moeten zien hoe magistraal dit simpele verhaal ons wordt gepresenteerd, hoe groots in plastische en muzikale zin. Weidse landschappen – het meer, de bergen, de lucht – omhullen de personages; sterker nog, ze nemen aan hun handelen deel. Golven, zand, bos worden tot levende personen, ze lichten op in beelden die langsschieten als bliksemschichten.’

Deze quote is afkomstig uit een reclametekstje getiteld ‘Een nieuw meesterwerk bij Uitgeverij Grasset: La Beauté sur la terre, roman van C.F. Ramuz’, en is van de hand van… C.F. Ramuz. Het valt niet mee om te beoordelen wat zelfspot en wat ernst is in zinnetjes als ‘De auteur bereikt hier het volkomen meesterschap’; Ramuz lijkt zich in zijn op verzoek van Grassetdirecteur Pierre Tisné geschreven blurb vrolijk te maken over het kenmerkende, ronkende taalgebruik van flapteksten – ‘niet bombastisch genoeg’, voegt hij met de hand nog aan het kladje toe.… > Lees verder

‘Wie vlooien heeft, is niet alleen’. Het parasitaire schrijverschap van Henri Roorda, alias Balthasar (1870-1925) (inleiding)

‘Al geruime tijd ben ik van plan een boekje te schrijven onder de titel Het vrolijke pessimisme. Die titel bevalt me. Ik vind dat hij een mooie klank heeft, en hij drukt aardig uit wat ik zou willen zeggen. Maar ik heb geloof ik te lang gewacht. Ik word oud en mijn boekje zal waarschijnlijk meer pessimisme dan vrolijkheid bevatten. Ons hart is niet de volmaakte thermosfles die de gloed van onze jeugd tot het einde toe zonder warmteverlies bewaart.’ Zo opent Mijn zelfmoord, de tekst waarin Henri Roorda, Frans-Zwitsers schrijver van Nederlandse origine, zijn zelfverkozen dood rechtvaardigt.

Voordat hij de daad bij het woord voegde, schreef Roorda een oeuvre bij elkaar dat hem maakte tot, naar verluidt, ‘de grootste humorist van Franstalig Zwitserland’.… > Lees verder

Georges Simenon, ‘Manesteek’, nawoord

In de zomer van 1932 maakte Georges Simenon een reis van drie maanden door Afrika, van Egypte langs de evenaar in westelijke richting. Hij bracht onder meer vijf dagen door in Matadi, aan de monding van de Congo, waar zijn jongere broer Christian havenmeester was.

Nog datzelfde najaar verscheen, in de stijl van grote reporters als Albert Londres en Joseph Kessel, een zesdelige reportage in het geïllustreerde tijdschrift Voilà, getiteld ‘L’heure du nègre’, met als ondertitel: L’Afrique vous parle: elle vous dit merde. Simenons biografen hebben gesuggereerd dat de bijtende toon van die artikelenreeks mogelijk was ingegeven door broedernijd; alsof Georges zijn jongere broer, de lieveling van moeder Henriette, op zijn nummer wilde zetten door weer te geven hoe treurig diens leven in werkelijkheid was.… > Lees verder

Michel Leiris, “Kijk! Daar, de engel…”, nawoord

Het ‘seizoen in de woestijn’ dat schrijver, dichter en cultureel antropoloog Michel Leiris (1901-1990) tussen september 1939 en maart 1940 (oftewel tijdens de zogeheten ‘schemeroorlog’) als reserve-onderofficier van het Franse leger doorbracht in Revoil Béni-Ounif, vijfhonderd kilometer ten zuiden van de havenstad Oran, in Algerije, heeft niet veel sporen nagelaten in zijn Journal 1922-1989. Maar één pagina vulde Leiris gedurende die zes maanden met notities, en die notities gaan maar over één ding. Onder het kopje ‘Maart 1940’ schetst hij in een paar pennenstreken zijn ontmoeting met Khadija bent Maamar Chachour, geboren in Algiers, drieëntwintig jaar oud – dezelfde ontmoeting waaraan hij vijftien jaar later zestig dichtbedrukte pagina’s van zijn vierdelige autobiografische werk La Règle du jeu (1948-1976) zou wijden, om precies te zijn het laatste hoofdstuk van Fourbis, het in 1955 gepubliceerde tweede deel van die cyclus.… > Lees verder

C.-F. Ramuz, De grote angst in de bergen, nawoord van de vertaler

In onze contreien doet zijn naam naam eigenlijk alleen bij muziekliefhebbers een belletje rinkelen. Ramuz, was dat niet de librettist van Stravinsky? En inderdaad: in 1918 schreef Charles-Ferdinand Ramuz voor zijn beroemde vriend de tekst van het muzikale melodrama Histoire du soldat. ‘Entre Denges et Denezy / un soldat qui rentre au pays’, zo luiden daarvan de openingsregels. Ramuz situeerde zijn bewerking van een Russisch volkssprookje in een denkbeeldig kanton Vaud. ‘Op de straatweg van Sas naar Sluis / Een soldaat op weg naar zijn huis’, heet het in Martinus Nijhoffs veelgeprezen vertaling, Geschiedenis van de soldaat (1930), waarbij Nijhoff de handeling naar Zeeuws-Vlaanderen verplaatste.… > Lees verder