web analytics

Jacques Lacan, ‘Hiatus irrationalis’

HIATUS IRRATIONALIS

Dingen, of er nu levenssap of zweet in jullie vloeit,
Vormen, of jullie nu uit smeedwerk of uit bloed ontstaan,
Niet zwaarder en niet dichter dan mijn droom bruist jullie vloed;
En zou ik jullie niet met een gestaag verlangen slaan,

Dan waad ik jullie water door, de oever tegemoet;
Steevast trekt daar mijn denkdemon mij met zijn zwaarte aan.
Hij stuit, alleen, op barre grond, daar waar het zijn zich roert,
Op de god die zinledig is, op het dove, blinde kwaad.

Maar wanneer alle taal finaal gestrand is in mijn strot,
Dingen, of jullie nu uit bloed of uit smeedwerk ontstonden,
Natuur, – zal ik in het stromen van een element opgaan:

Wat blijvend in mij smeult, evenzeer jullie geeft het gloed,
Vormen, of er nu levenssap of zweet in jullie vloeit,
Vuur is wat mij onsterfelijk tot jullie minnaar maakt.… > Lees verder

Bruno Latour, De uitvinding van het ‘trumpisme’ (fragmenten)

In 2017, een jaar na de eerste inauguratie van Donald Trump als Amerikaans president, verscheen ‘Où atterrir? Comment s’orienter en politique’ van Bruno Latour (1947-2022), een klemmend essay waarin Latour betoogt dat de klimaatkwestie rechtstreeks is verbonden met ongelijkheid en onrechtvaardigheid en behoort tot de kern van de geopolitiek – zoals blijkt uit de terugtrekking van de Verenigde Staten uit het Parijse klimaatakkoord. Na Trumps tweede inauguratie, in 2025, is Latours stellingname relevanter dan ooit. Daarom, bij wijze van napublicatie, een paar passages over het trumpisme uit de bij Octavo verschenen vertaling ‘Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime’.… > Lees verder

Dany Laferrière, Ik ben een Japanse schrijver, fragment

Het staande leven

Het is een verbeten oorlog tussen tijd en ruimte. De politieruimte maakt dat je kan worden geïdentificeerd (jij daar, waar kom jij vandaan?). De kannibaaltijd lust je rauw. Omdat ik in de Caraïben geboren ben, word ik automatisch een Caraïbische schrijver. In de boekhandel, in de bibliotheek en op de universiteit heb ik in een handomdraai dat etiket opgeplakt gekregen. Maar omdat ik schrijver en Caraïbiër ben, ben ik nog niet automatisch een Caraïbische schrijver. Waarom moeten ze de dingen altijd zo door elkaar halen? Feitelijk voel ik me niet Caraïbischer dan iemand als Proust, die zijn leven lang liggend heeft doorgebracht.… > Lees verder

Georges Perec, Ruimten rondom, kladtekst

DOCUMENT 1

15.5.73. Ruimten rondom (?)

Daarstraks, in de metro, had ik het gevoel dat ik, plotseling, niet meer wist wie, waar en wanneer ik was.
Je zou meteen allerlei dingen moeten preciseren: eigenlijk was het helemaal niet zo ‘plotseling’, eerder zou je moeten zeggen: na verloop van een onbepaalde tijd (die tamelijk kort moet hebben geduurd, als ik afga op de naderhand gereconstrueerde toedracht van dat moment van verdwazing) merkte ik dat ik geen touw meer vast kon knopen aan de woorden die ik boven mijn hoofd zag (eerder dan las): in casu, het lineaire schema van metrolijn Nation-Étoile (via Denfert-Rochereau): ik zag, ik herkende de letters, maar de woorden die door die letters werden gevormd, zeiden me niets.… > Lees verder

L.-F. Céline, Oorlog, fragment

‘[…] Toegegeven, vanaf dat moment werd alles mirakels rustig en buitengewoon. Overal om ons heen stak een machtige wind van verbeelding op. Ik ben toch echt ontiegelijk dapper geweest, ik heb me laten meevoeren, zeg dat wel. Ik heb niet toegegeven aan de verrassing, wat erop neergekomen zou zijn dat ik even stom was gebleven als vroeger, alsmaar ellende en niks dan ellende vretend gewoon omdat ik niks anders gekend had sinds ik door mijn goeie ouders was grootgebracht, knap pijnlijke, knap taaie, knap zweterige ellende bovendien. Ik had er net zo goed niet aan kunnen geloven, de kermis van verbeelding waarin mij werd verzocht een strijdros te bestijgen dat helemaal van hout was, helemaal opgetuigd met leugens en fluweel.… > Lees verder

Annie Ernaux, De jongeman (fragment)

‘[…] Hij zei ‘ho’ of ‘genoeg’ in plaats van ‘dank je wel’ als ik eten voor hem opschepte. Hij noemde me ‘mokkel’ of ‘moesje’. Hij verkneukelde zich als ik met veel misbaar reageerde op zijn bekentenis dat hij stuff had gerookt. Hij had nooit gestemd, stond niet ingeschreven op de kiezerslijsten. Hij dacht niet dat er wat dan ook aan de maatschappij te veranderen was, wilde enkel binnenglippen in de radertjes en zich aan werk onttrekken door te profiteren van de sociale uitkeringen waarop je aanspraak kon maken. Hij was een jongere van tegenwoordig, overtuigd van ‘ieder z’n shit’. Werk had voor hem geen andere betekenis dan die van een verplichting waaraan hij zich niet wilde onderwerpen zolang je ook op andere manieren kon leven.… > Lees verder