In het werk van Louis Poirier, alias Julien Gracq (1910-2007), neemt ‘Middagrust in Hollands Vlaanderen’ een bijzondere plaats in. Hij heeft de tekst in 1950 geschreven na een bezoek aan Vlaanderen op uitnodiging van de Franstalige Gentse schrijfster Suzanne Lilar (de S. L. aan wie de opdracht is gericht). Het was niet de eerste keer dat Gracq in Zeeuws-Vlaanderen kwam: als luitenant van de Franse infanterie verbleef hij er in mei 1940 ook al drie dagen in het kader van een verdedigingsmissie. De streek had destijds een vreemde, blijvende indruk op hem gemaakt, schrijft hij in een brief aan Lilar, en inderdaad komt hij er in zijn werk meermalen op terug. Dit niemandsland tussen België en de Westerschelde, ‘beslibde oceaan van weiden’ zonder structuur of herkenningspunt, is voor Gracq een van die bevoorrechte plaatsen waar de mens kan opgaan in de wereld door zijn bewustzijn uit te schakelen en zuiver vegetatief aanwezig te zijn. Het zenboeddhisme is bij die quiëtistische ervaring niet ver weg – met als verschil dat het zelfverlies bij Gracq per definitie tijdelijk is. Een mens moet toch ook romans kunnen schrijven.
[Inleiding bij Middagrust in Hollands Vlaanderen, Franse tekst met vertaling van Martin de Haan. Alliance française des Pays-Bas, najaar 2010. Lees ook de Franse versie en een fragment uit de vertaling.]