web analytics

Beknoptheid van Vauvenargues

P9250013Luc de Clapiers, marquis de Vauvenargues, schreef net zo bondig als zijn leven kort zou zijn (1715–1747). Het was alsof hij het aanvoelde: ‘Ik wou dat ik alle menselijke eigenschappen zo in detail kon aflopen; dat zou veel werk zijn, waarvoor ik nu geen tijd heb.’ Zesenveertig keer gebruikt hij in De menselijke geest – een inleiding de snelle afkorting ‘enz.’: de grote lijnen zijn geschetst, de lezer mag het verder zelf uitvogelen.

Elegantie, zwierigheid en lichtvoetigheid, achttiende-eeuwse eigenschappen bij uitstek, waren aan deze jonge aristocraat niet besteed. Vauvenargues was wat Nietzsche, die hem bewonderde, ontijdig noemt: hij stond buiten zijn eigen eeuw, met één been in een streng ascetisch verleden en met het andere in een moderniteit waarvoor de wereld pas anderhalve eeuw later rijp zou zijn.… > Lees verder

Émile Zola, magiër

‘Ik ben tegen geëngageerde kunst, die vind ik in het algemeen niet te pruimen… Zola bijvoorbeeld haat ik; hij is in mijn ogen een van de vreselijkste prefascistische reactionairen uit de Franse literatuur. […] Een soort Houellebecq avant la lettre.’

Aan het woord is Yves Pagès, auteur van Perlouse nummer 24, in de vertaling van Jan Pieter van der Sterre. Nog los van de vraag wat ‘prefascistische reactionairen’ precies zouden moeten zijn (reactionairen die niet terug willen naar vroeger, maar vooruit naar het fascisme?) is de uitspraak tamelijk kort door de bocht: Émile Zola, de grote verdediger van de ten onrechte voor spionage veroordeelde joodse legerkapitein Alfred Dreyfus, een voorloper van het fascisme?… > Lees verder

Julien Gracq, ‘Middagrust in Hollands Vlaanderen’, voorwoord

In het werk van Louis Poirier, alias Julien Gracq (1910-2007), neemt ‘Middagrust in Hollands Vlaanderen’ een bijzondere plaats in. Hij heeft de tekst in 1950 geschreven na een bezoek aan Vlaanderen op uitnodiging van de Franstalige Gentse schrijfster Suzanne Lilar (de S. L. aan wie de opdracht is gericht). Het was niet de eerste keer dat Gracq in Zeeuws-Vlaanderen kwam: als luitenant van de Franse infanterie verbleef hij er in mei 1940 ook al drie dagen in het kader van een verdedigingsmissie. De streek had destijds een vreemde, blijvende indruk op hem gemaakt, schrijft hij in een brief aan Lilar, en inderdaad komt hij er in zijn werk meermalen op terug.… > Lees verder

Julien Gracq, ‘La sieste en Flandre hollandaise’, préface

Publié pour la première fois en février 1951 au Mercure de France puis repris en 1958 dans la seconde édition de Liberté grande, « La sieste en Flandre hollandaise » est un petit texte phare dans l’oeuvre de Louis Poirier, alias Julien Gracq (1910-2007). C’est en mai 1940 que Gracq, lieutenant de l’infanterie française chargé d’une mission de défense dans les bas pays, découvre la Flandre zélandaise, lisière du territoire néerlandais située entre la Belgique et l’Escaut occidental ; il y passe trois jours qui lui laissent « une impression persistante, étrange », comme il écrira plus tard après une nouvelle visite en Flandre à l’invitation de l’écrivain gantois Suzanne Lilar, la dédicataire du texte.… > Lees verder

Verstrengelingen van Michel Houellebecq

‘De handeling van het denken en het voorwerp van het denken zijn één.’ Rond die uitspraak van de Griekse filosoof Parmenides bouwt Bedřich Hubčejak, de (fictieve) pleitbezorger van het werk van moleculair bioloog Michel Djerzinski in Elementaire deeltjes, zijn eerste artikel op, getiteld ‘Michel Djerzinski en de Kopenhaagse interpretatie’. De precieze inhoud van dat artikel kennen wij als lezers van het boek helaas niet, maar we bezitten genoeg contextuele informatie om een idee te hebben van de strekking. Ongetwijfeld legt Hubčejak een relatie tussen genoemde uitspraak van Parmenides, de Kopenhaagse interpretatie van de kwantummechanica (volgens welke op subatomair niveau een waargenomen feit niet los van de meting bestaat) en Michel Djerzinski’s opvatting van de ruimte als voortbrengsel van de geest: allemaal theorieën waarin subject en object onlosmakelijk met elkaar verstrengeld zijn.… > Lees verder

De ontsnapping uit het serail

Het zou een opera van Mozart of Rossini kunnen zijn. Ouverture met motiefjes alla turca, zodat we meteen weten waar we ons bevinden. Eerste bedrijf. Een knappe jonge edelman, gevangengenomen door het Turkse leger en als slaaf verkocht aan een vrekkige Ottomaanse heer, beklaagt zich luidkeels over zijn situatie. Maar halverwege zijn lange aria gaat de toonsoort over van mineur naar majeur, want onze held heeft één grote troost: hij is verliefd op de dochter van zijn meester en zij op hem, en hij hoopt op een dag samen met haar te kunnen vluchten. In een volgend tafereel zien we de slaaf met zijn meester, die een groot vertrouwen in hem heeft en hem wil belasten met een belangrijke taak – het vervolg is bekend.… > Lees verder