web analytics

Liefde, geluk en levensvreugde

‘De eerste keer dat ik de man met de paardenkop ontmoette, had ik niet één suikerklontje bij me.’ Hoe een enkele zin een heel oeuvre kan samenvatten…

Geen verbazing, alleen een licht gevoel van spijt. Natúúrlijk ontmoet je op een koude winterdag een man met een paardenkop, en natúúrlijk wil je zo iemand een suikerklontje geven. Christian Bobin bekijkt de wereld door de ogen van een kind, ziet dingen die normale mensen niet zien. Om iets te kunnen zien moet je ervan houden, zegt hij ergens, en zijn hele werk is dan ook één grote lofzang op de liefde; niet de hartstochtelijke liefde die zich het andere meedogenloos toe-eigent, maar de liefde die het andere waardeert zoals het is.… > Lees verder

In de mond van de reus

Het zal niemand ontgaan zijn: dit fin de siècle wordt gedomineerd door reuzen – reuzenvertalingen, welteverstaan. We hadden al de Cervantes van Barber van de Pol, de Ariosto van Ike Cialona en de Casanova van Theo Kars, en daarbij heeft zich met de verschijning van Pantagruel – Het vijfde boek nu ook de Rabelais van J.M. Vermeer-Pardoen gevoegd. Het wachten is nog op het laatste Proust-deel van Thérèse Cornips, en dan hebben we genoeg reuzen bij de hand om de millenniumwisseling met vertrouwen tegemoet te kunnen zien.

De Franse schrijver François Rabelais (1483?-1553) is niet alleen in verschillende opzichten een reus onder de groten van de wereldliteratuur (de nieuwe vertaling beslaat ruim duizend bladzijden), zijn romancyclus gaat ook over reuzen.… > Lees verder

Honderd jaar ongelezen: Stéphane Mallarmé

Vraag een redelijk belezen Fransman of hij weleens iets van Mallarmé leest, en het antwoord luidt vrijwel zeker: ‘Nee.’ Vraag dezelfde Fransman of hij weet wat voor soort literatuur Mallarmé schrijft, en de kans is groot dat hij begint over onleesbaarheid, uiterste perfectie van de vorm, extreme luciditeit, de gapende afgrond van de witte bladzijde, het Ideaal, het Niets, het Absolute, de droom van het Boek.

Stéphane Mallarmé is een van degenen, net als bijvoorbeeld Marcel Proust en Franz Kafka, wier werk zo algemeen bekend is dat niemand het meer nodig acht het te lezen. En als het dan toch gelezen wordt, gebeurt dat steevast vanuit het vooropgezette beeld dat men ervan heeft; dus lezen of niet lezen komt ongeveer op hetzelfde neer.… > Lees verder

Een gloednieuwe grootmoeder

Een gezaghebbend recensent van een al even gezaghebbend boekenkatern raakt zijn vrouw kwijt, die na een auto-ongeluk in coma is geraakt. Dan gebeurt er een mirakel. Meer dan twintig jaar eerder heeft hij onder het pseudoniem Richard Glen een niemendalletje geschreven en gepubliceerd, puur voor de lol, en nu krijgt hij ineens een brief van een Belgische studente die het boek bij toeval heeft gelezen en gefascineerd is geraakt door de ingenieuze literaire allusies. Hij antwoordt uit naam van Glen, er komt een briefwisseling op gang, en langzaam begint de snobistische recensent Frédéric Lahnberg plaats te maken voor de sjofele romancier Richard Glen.… > Lees verder

Geurenkannibaal met jeugdmond

Als een filosoof zich op het terrein van de literatuur waagt, kun je maar beter op het ergste voorbereid zijn. Het gevaar is immers levensgroot dat de roman of het toneelstuk in kwestie louter als illustratie van een filosofische these dient, wat voor een kunstwerk uiteraard een nogal twijfelachtige eer is. In het beste geval slaagt de literatuur erin zich te ontworstelen aan het haar opgedrongen keurslijf, maar meestal ontstijgt een dergelijk boek nauwelijks het niveau van een boodschappenbriefje, dat na gebruik kan worden weggegooid.

Net als zijn even oude collega-nouveau philosophe Bernard-Henri Levy schrijft Pascal Bruckner (1948) naast zijn beschouwende teksten ook romans, en niet zonder succes: zijn Lunes de fiel uit 1981 werd door Roman Polanski verfilmd als Bitter Moon, en voor zijn jongste roman Les Voleurs de beauté werd hem in 1997 de prestigieuze Prix Renaudot toegekend.… > Lees verder

Nawoord bij Benjamin Constant, Adolphe

[Dit nawoord is geschreven voor een schooleditie, volgens het vaste (en dubieuze) stramien ‘leven en werk’.]

Toen Henri-Benjamin Constant de Rebecque op 8 december 1830 stierf, kreeg hij een staatsbegrafenis – een hele eer voor een schrijver die welgeteld één roman heeft geschreven, die hij zelf bovendien als niet meer dan een aardig tussendoortje beschouwde. Stonden schrijvers in de eerste helft van de negentiende eeuw dan in zulk hoog aanzien? Om eerlijk te zijn: nee, niet meer dan tegenwoordig. Want de naam Benjamin Constant mag rond het jaar 2000 dan wel vrijwel uitsluitend de associatie wekken met die ene roman, Adolphe, voor zijn tijdgenoten deed zijn naam vooral een politiek belletje rinkelen.… > Lees verder