Alice in Verbazië. Zo had Nicolaas Matsier zijn vertaling van Alice in Wonderland graag genoemd. Immers, zo schrijft hij in de essaybundel die nu die titel draagt, het accent in het Engelse ‘wonder’ ligt eerder op verbazing dan op ‘wonder’ in de zin van mirakel, en als ‘wonderland’ al geen door Lewis Carroll in omloop gebracht neologisme was (Alice verscheen in 1865), dan is het woord toch zeker door zijn toedoen tot het woordenboek (Webster’s) gepromoveerd.
Het aardige van dit soort uitspraken is dat ze controleerbaar en eventueel weerlegbaar zijn. Het aardige is bovendien dat ze een mooie nieuwe ingang bieden tot een van de meest gelezen en dus meest platgetreden boeken van de wereldliteratuur. Om met het eerste te beginnen: Webster’s heb ik hier niet in de kast staan, maar de elektronische Oxford English Dictionary geeft interessante informatie. ‘Wonderland: a) An imaginary realm of wonder and faery. b) A country, realm, or domain which is full of wonders or marvels.’ Het oudste gesignaleerde citaat is van Wolcot, uit 1790, en verder wordt er verwezen naar het Duitse woord ‘Wunderland’ – waarover de gebroeders Grimm in hun Deutsches Wörterbuch melden dat het vanaf de tweede helft van de 18de eeuw zeer regelmatig voorkomt na twee eeuwen lang onregelmatig te zijn gebruikt (oudste citaat van Rollenhagen uit 1595). Ook het Woordenboek der Nederlandsche Taal signaleert het woord al in 1840, ruim voordat Carroll het gebruikte, in de zin van ‘onbekend, soms ook onbestaand land, waarvan men zich een paradijselijke voorstelling maakt’. Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat het woord zich vanuit het Duits over Europa heeft verspreid, in het kielzog van de romantiek met haar voorliefde voor ‘wonder and faery’. Van een werkwoordelijk zich verbazen is in dit alles geen sprake, de nadruk ligt wel degelijk op naamwoordelijke wonderbaarlijkheid.
Niet dat het er heel veel toe doet. Veel belangrijker is de vraag hoe het staat met de verbazing in het boek en of die een titel als Alice in Verbazië of Alice in Verwonderland zou rechtvaardigen. Het lijkt zo mooi gevonden: wat doet een meisje dat in een land vol rare dingen en wezens terechtkomt? Zich verbazen natuurlijk. Maar als ik het boek met die sleutel probeer te openen, blijkt Alice zich veel minder te verbazen dan verwacht. Weliswaar noemt ze wat ze ziet en meemaakt regelmatig ‘vreemd’, aan het begin van hoofdstuk 2 zelfs ‘vreemderder en vreemderder’, de overheersende indruk is toch dat het vreemde voor de lezer veel vreemder is dan voor het personage dat ermee te maken krijgt. Alice treedt het wonderland tamelijk onbevangen tegemoet, accepteert de nieuwe situatie zonder morren en vraagt zich hooguit af wat haar kat Dina ervan zou vinden (het werkwoord ‘to wonder’ wordt in de tekst vrijwel uitsluitend in die betekenis van ‘zich afvragen’ gebruikt). Dat is trouwens een van de grote verschillen tussen fantasy à la Lovecraft en magisch realisme à la Kafka’s Verwandlung: bij de eerste valt de mond van de personages regelmatig open van ontzetting, terwijl Kafka’s Gregor Samsa zich vooral afvraagt hoe hij in zijn nieuwe gedaante in ’s hemelsnaam naar zijn werk moet.
Maar eigenlijk is het misschien helemaal niet zo vreemd dat Alice zo reageert. Ze is in het boek zeven jaar, een leeftijd waarop kinderen weliswaar al veel beginnen te begrijpen van de grotemensenwereld, maar waarop ze die wereld nog altijd relatief onbevooroordeeld benaderen en zich – om maar wat te noemen – nauwelijks verbazen over de technologische wonderen waarmee ze worden geconfronteerd. Bovendien is Alice’s avontuur in wonderland een droom, en daarvoor geldt doorgaans hetzelfde: je verbaast je er eventueel achteraf over, maar niet op het moment zelf (‘Toen ze er naderhand over nadacht vond ze dat ze zich hierover had moeten verbazen, maar op het moment zelf leek het allemaal heel gewoon’, staat er dan ook in hoofdstuk 1). Nicolaas Matsier maakt op een overtuigende manier duidelijk dat groeien en opgroeien, voeding en opvoeding de hoofdthema’s van het boek zijn, maar persoonlijk denk ik dat wat hij interpreteert als verbazing van Alice eerder een vorm van romantische ironie is, een spanning tussen de kennis van de volwassen lezer en het gebrek aan kennis van de zevenjarige hoofdpersoon. Alice in Wonderland is een Verbazië voor volwassenen.
* * *
Matsiers vertaling van Alice in Wonderland is voor het eerst verschenen in 1989, in 1994 gevolgd door de vertaling van Through the Looking-Glass. Na verschillende heruitgaven van de twee boeken, zowel samen als apart, is vorig jaar in de Gouden Reeks van Athenaeum-Polak & Van Gennep een herziene editie verschenen, met als opvallendste nieuwtje de toevoeging van de aantekeningen die Martin Gardner vier decennia lang heeft gemaakt onder de titel The Annotated Alice. Matsier heeft die noten vertaald en zo nodig bewerkt om ze bij zijn eigen Nederlandse vertalingen van de beide Alice-boeken te laten passen (het omgekeerde is heel soms ook gebeurd), en het resultaat is een schitterende geïllustreerde uitgave in twee luxe banden – voor een volwassen publiek. Dat laatste is overigens niets nieuws, want ook de Engelse editie van Gardner zelf was natuurlijk al voor volwassenen bestemd, en sowieso was Alice in Wonderland heel lang waarschijnlijk het enige kinderboek waarmee je je als volwassene straffeloos in het openbaar kon vertonen.
‘Het is even onzinnig om speciaal voor het volk als speciaal voor kinderen te schrijven,’ noteert Marcel Proust omstreeks 1909 in Tegen Sainte-Beuve (vert. Marjan Hof). En hij vervolgt: ‘Een kind wordt niet verrijkt door een boek met kinderachtigheden.’ Honderd jaar later spreken we zelfs van literaire kinder- en jeugdboeken en is het lezen daarvan, bij voorkeur in het openbaar, juist een bewijs van een jeugdige geest. Maar bij Lewis Carroll is er toch iets anders aan de hand, zoals de noten van Martin Gardner ook al aantonen: Alice in Wonderland is een boek dat van meet af aan twee heel verschillende doelgroepen heeft gehad, die allebei volop aan hun trekken komen. Kinderen genieten ervan omdat ze zich makkelijk met Alice kunnen identificeren en haar avonturen ondergaan als een droom, volwassenen kijken over de schouders van de kinderen mee en identificeren zich niet (of veel minder) met de hoofdpersoon, maar grinniken om zoveel onzin en genieten van de vele taalspelletjes, grapjes en toespelingen.
Tenminste, voor zover ze die kunnen doorgronden. Veel toespelingen zijn voor een modern publiek onbegrijpelijk geworden, terwijl de tekst zelf inmiddels zo overbekend is dat bijna niemand zich meer afvraagt waar personages als de Cheshire Cat, de Mad Hatter, de March Hare en de Mock Turtle hun naam aan ontlenen – met als gevolg dat alleen een vertaling ze nog van het stof kan ontdoen: Kollumer Kat, getikte Hoedenmaker, Maartse Haas, Nepschildpad? Wat een vreemde namen! Die canonisatie werkt zo sterk dat ook iemand die wel de uitdrukking ‘mad as a March hare’ kent, waarschijnlijk zal denken dat die gebaseerd is op het personage uit Alice, in plaats van andersom. Hetzelfde geldt voor heel veel namen en toespelingen uit het boek – tot en met het Wonderland uit de titel, blijkens Matsiers aanname dat dat woord door Carroll is gemunt.
De noten van Martin Gardner zijn dus niet overbodig, in tegenstelling tot de meeste noten bij beroemde boeken. De weetjes die hij heeft verzameld (want dat zijn het meestal) vergroten het leesplezier alleen maar, overigens niet in de laatste plaats omdat hij ze op een prettig onnadrukkelijke manier weet te brengen, zonder de minste aanmatiging. Eigenlijk is The Annotated Alice een geheel nieuw boek, een meerstemmige roman die zijn eigen ontstaansgeschiedenis vertelt. In die zin is het jammer dat de twee stemmen in de Nederlandse editie in twee aparte boekdelen zijn ondergebracht, want vlotjes overschakelen van Carroll naar Gardner is er op die manier niet bij. Het voordeel is dan wel weer dat je niet alleen Carroll, maar ook Gardner als een zelfstandige tekst kunt lezen, wat helemaal geen onaangename leeservaring oplevert. Maar niet voor kinderen onder de achttien.
* * *
[© Martin de Haan. Deze onvoltooid gebleven tekst was oorspronkelijk bedoeld voor deReactor. In het ontbrekende laatste deel had ik nader op de vertaling zelf willen ingaan. Inmiddels heb ik overigens ontdekt dat daaraan een waaier van vier artikelen is gewijd in het vertaaltijdschrift Filter 3:2 (december 1996).]