web analytics

De nasleep van een goede grap

Je hebt schrijvers bij wie elke verkeerd gezette komma een smet op het overigens zo glorieus blinkende blazoen vormt. En je hebt er die zelfs door de ernstigste constructiefouten nog niet van hun glans kunnen worden beroofd, eenvoudigweg omdat de kern van hun kunstenaarschap niet in formele perfectie, maar in iets heel anders gelegen is: beweging bijvoorbeeld, of zeggingskracht.

Een schrijver die onmiskenbaar tot die laatste categorie behoort, is Denis Diderot (1713-1784), romancier, filosoof, encyclopedist, kunstcriticus, toneelschrijver en nog veel meer – een van de meest universele geesten die de Franse cultuur ooit heeft gekend. Hij is de man over wie Menno ter Braak schreef: ‘Het troebele en mysterieuze ontbreekt in zijn geschriften volkomen.’… > Lees verder

Mythologie van de vluchtigheid

U kent ze wel, die brede, met glas overdekte straten, die doorgaans de verbinding vormen tussen twee hoofdstraten en het winkelende publiek zo in staat stellen ongehinderd door weer en wind te flaneren langs al het moois dat de middenstand te bieden heeft. Aan die Parijse passages wijdde de Duitse denker Walter Benjamin zijn lijvige, postuum uitgegeven Passagen-Werk. Hij zag ze als verzinnebeelding van de moderniteit: God heeft zich teruggetrokken, de weg naar de hemel is afgesneden door een glazen kap, en daaronder rest ons niets anders dan te flaneren, doelloos rond te wandelen.

Benjamin is niet de eerste die het verband legt tussen de passages en de moderniteit.… > Lees verder

Liefde, geluk en levensvreugde

‘De eerste keer dat ik de man met de paardenkop ontmoette, had ik niet één suikerklontje bij me.’ Hoe een enkele zin een heel oeuvre kan samenvatten…

Geen verbazing, alleen een licht gevoel van spijt. Natúúrlijk ontmoet je op een koude winterdag een man met een paardenkop, en natúúrlijk wil je zo iemand een suikerklontje geven. Christian Bobin bekijkt de wereld door de ogen van een kind, ziet dingen die normale mensen niet zien. Om iets te kunnen zien moet je ervan houden, zegt hij ergens, en zijn hele werk is dan ook één grote lofzang op de liefde; niet de hartstochtelijke liefde die zich het andere meedogenloos toe-eigent, maar de liefde die het andere waardeert zoals het is.… > Lees verder

In de mond van de reus

Het zal niemand ontgaan zijn: dit fin de siècle wordt gedomineerd door reuzen – reuzenvertalingen, welteverstaan. We hadden al de Cervantes van Barber van de Pol, de Ariosto van Ike Cialona en de Casanova van Theo Kars, en daarbij heeft zich met de verschijning van Pantagruel – Het vijfde boek nu ook de Rabelais van J.M. Vermeer-Pardoen gevoegd. Het wachten is nog op het laatste Proust-deel van Thérèse Cornips, en dan hebben we genoeg reuzen bij de hand om de millenniumwisseling met vertrouwen tegemoet te kunnen zien.

De Franse schrijver François Rabelais (1483?-1553) is niet alleen in verschillende opzichten een reus onder de groten van de wereldliteratuur (de nieuwe vertaling beslaat ruim duizend bladzijden), zijn romancyclus gaat ook over reuzen.… > Lees verder

Honderd jaar ongelezen: Stéphane Mallarmé

Vraag een redelijk belezen Fransman of hij weleens iets van Mallarmé leest, en het antwoord luidt vrijwel zeker: ‘Nee.’ Vraag dezelfde Fransman of hij weet wat voor soort literatuur Mallarmé schrijft, en de kans is groot dat hij begint over onleesbaarheid, uiterste perfectie van de vorm, extreme luciditeit, de gapende afgrond van de witte bladzijde, het Ideaal, het Niets, het Absolute, de droom van het Boek.

Stéphane Mallarmé is een van degenen, net als bijvoorbeeld Marcel Proust en Franz Kafka, wier werk zo algemeen bekend is dat niemand het meer nodig acht het te lezen. En als het dan toch gelezen wordt, gebeurt dat steevast vanuit het vooropgezette beeld dat men ervan heeft; dus lezen of niet lezen komt ongeveer op hetzelfde neer.… > Lees verder

Een gloednieuwe grootmoeder

Een gezaghebbend recensent van een al even gezaghebbend boekenkatern raakt zijn vrouw kwijt, die na een auto-ongeluk in coma is geraakt. Dan gebeurt er een mirakel. Meer dan twintig jaar eerder heeft hij onder het pseudoniem Richard Glen een niemendalletje geschreven en gepubliceerd, puur voor de lol, en nu krijgt hij ineens een brief van een Belgische studente die het boek bij toeval heeft gelezen en gefascineerd is geraakt door de ingenieuze literaire allusies. Hij antwoordt uit naam van Glen, er komt een briefwisseling op gang, en langzaam begint de snobistische recensent Frédéric Lahnberg plaats te maken voor de sjofele romancier Richard Glen.… > Lees verder