Er was een tijd dat het begrip ‘moderne Franse literatuur’ in Nederland min of meer synoniem was met ‘existentialisme’. Tot in de jaren tachtig bepaalden de boeken van Sartre en Camus, de cafés van Saint-Germain-des-Prés en de chansons van Juliette Gréco het beeld dat wij van het Parijse literaire wereldje hadden, en het moet gezegd: een dergelijke combinatie van bruisend leven en intellectuele bedrijvigheid kan niet anders dan tot de verbeelding spreken.
Een van de meest kleurrijke figuren binnen dat woelige wereldje was Boris Vian, een geflipte ingenieur die zo ongeveer op alle fronten van het naoorlogse culturele leven actief was: als jazztrompettist, muziekrecensent, zanger, liedjesschrijver, dramaturg, dichter, scenarist, schilder, journalist, vertaler en romancier.… > Lees verder