web analytics

Roland Barthes, ‘Wat is sport?’

Wat is dat toch, de behoefte van die mensen om aan te vallen? Waarom worden mensen onrustig van dit schouwspel? Waarom leven ze zo intens mee? Waarom die nutteloze strijd? Wat is sport?

 

De corrida is nauwelijks een sport, en toch is het misschien het model en de limiet van alle sporten; de ceremonie is sierlijk, de gevechtsregels zijn streng, de tegenstander is sterk, de mens is kundig en moedig – onze moderne sport is helemaal aanwezig in dit schouwspel uit een ver verleden, een erfenis van oude religieuze offerrituelen. Maar dit theater is een neptheater – hier wordt echt gestorven.

> Lees verder

‘Hooggeachte Herman,’

 

 

Ronse, 7 mei 2020

 

Hooggeachte Herman,

U beschrijft mijn uitzicht.

In ‘Bij mijn venster’ maken op een heerlijke junimiddag omstreeks 1820 de Franse dichteres Marceline Desbordes-Valmore en de eveneens Franse schilder Jacques-Louis David een tochtje per rijtuig richting Alsemberg en Beersel, naar een belvédère boven de Zennevallei. Ze stijgen af ‘ter plaatse genoemd Jeruzalem op Kesterbeek’, een ‘steile heuvel vanwaar men het hele panorama kan bestrijken’. Waarna u de lezer onthaalt op een vier pagina’s lange, lyrische beschrijving van uw eigen Beerselse uitzicht. ‘Het geweldigste is de lucht, de ruimte die massaal op de bonte bodem staat, veel kleuriger dan hij, en die verschiet in bedwelmende verten…’ Voor het zover is, reist Desbordes-Valmore per postkoets van Parijs over Rijssel naar Brussel; u laat haar ‘dalen in de ruime Scheldevallei, en dan, Doornik voorbij, de Zuidoostvlaamse bergages langs’, landen ‘te Ronse, dat in een kom van koepels verborgen ligt.’… > Lees verder

Un déluge antédiluvien: traduire Roorda

‘La pluie remonte à la plus haute antiquité1.’ Note en bas de page : ‘1 Je prie le lecteur de bien vouloir excuser cette pluie qui « remonte » (N.d.A). (Henri Roorda, ‘Le parapluie’, in : Le Roseau pensotant, 1923)

Qui se targue de traduire Henri Roorda, quelle que soit sa langue-cible, doit se préparer à jouer sur les mots. Roorda, Lausannois d’ascendance néerlandaise (1870-1925), prof de mathématiques et pédagogue rebelle, auteur pessimiste et facétieux à la langue ‘délicieusement impromptue et primesautière’ (Edmond Gilliard), a écrit durant une petite décennie des chroniques dans des journaux comme La Gazette de Lausanne et La Tribune de Genève.… > Lees verder

Caroline Lamarche, ‘Wachtroutes, wachtplaatsen’ (fragment)

[…] Het ziekenhuis is normaal gesproken een doorreis. Zelden een landschap. En toch is het niet onzinnig om te denken dat daar, in die leegte, in die aseptische opschorting van de tijd, sommigen zich soms de vraag stellen: welk landschap, welk uitzicht, welke uithoek van de wereld zou ik willen zien voordat ik de wereld verlaat? Misschien vergis ik me. Misschien trek je eerder je boodschappenlijst na. Misschien lees je Proust. Of Marie-Claire. Misschien zeggen we bij onszelf, kijkend naar de verlegen, geruststellende, bange of opgeluchte gezichten tegenover ons, dat naar hen kijken al een hele reis is. Misschien voelen we, als we worden geconfronteerd met zo’n ‘weerzinwekkende foto van meren en bergen’, waarover een Belgische auteur het heeft op een pagina over zijn opgenomen vader, dat er in onze ziel een driftige graffitispuiter huist.… > Lees verder

‘Een goed boek overleeft de vertaling’

Het blijft fascinerend om te zien hoe de grootste dooddoeners over vertalen circuleren onder mensen van wie je zou denken dat ze beroepshalve goed geplaatst zijn om beter te weten.

Want wat is vertalen? Vertalen is schrijven.

Schrijven, die activiteit hebben vertalers gemeen met een andere categorie auteurs die de schrijfkunst beoefenen: schrijvers. Desalniettemin kom je veelvuldig, ook bij schrijvers, dat wil zeggen bij kenners van de literatuur, bij beroepslezers, de gemakzuchtigste gemeenplaatsen over het vertalen tegen – doorgaans weinig doeltreffende schaamlapjes voor wat niet anders dan structurele minachting kan heten.

Het is een overbekende discussie telkens als een leeservaring tegenviel: zou het aan de vertaling liggen?… > Lees verder

Joris-Karl Huysmans, Aan de vrouw (fragment)

(…) Hij had honger. Door de vermoeidheid en het lopen waren de scherpe kantjes als het ware van zijn zorgen afgesleten. Zijn humeur was al bijna vrolijk toen hij een kleine tapperij in het oog kreeg, waar achter het uitstalraam een op brandewijn gezette meloen stond op te zwellen.

Rijen flessen met loden capsules op hun kop en fonkelende sterren midden op hun buik vormden een halve cirkel rond twee lagen gekneusde bolle schimmelkaasjes, schotels koud rundvlees in vinaigrettesaus en opgestijfde knollenragouts, baksels met zwarte brandplakken, uitlubberend over hun gele modder.

Op een ijzeren ovenschaal zakte een half opgegeten rijstebrij ineen; wijnkleurige eieren vulden een gebloemde schaal; een konijn, open op een schotel, met zijn vier poten omhoog, etaleerde het lillende lila van zijn lever over zijn romp, die werd omspoeld door zeer bleek vermiljoen.… > Lees verder