web analytics

De lach van de leegte (2)

Een roman die zich afspeelt tussen twee identieke zinnetjes. Dat is Ik ben weg, waarmee Jean Echenoz in 1999 de Prix Goncourt won (de jury vervroegde de bekendmaking zelfs om een andere jury voor te zijn). Twee identieke zinnetjes: ‘Ik ben weg.’ Na 250 bladzijden zijn we nog even ver. In de romans van Jean Echenoz wil het niet zo vlotten.

Toch kun je niet zeggen dat daarin geen voet wordt verzet. Iedereen is juist voortdurend onderweg – maar waarheen. Neem nu Ferrer, de held van Ik ben weg. Hij reist naar de Noordpool om een kunstschat op te halen, raakt die kwijt, gaat de dief achterna en krijgt hem inderdaad bij de kladden.… > Lees verder

Michel Houellebecq, ‘Mogelijkheid van een eiland’, fragment

Hoe helder staan ze me nog voor de geest, de eerste momenten van mijn clownsroeping! Ik was toen zeventien en bracht een nogal saaie augustusmaand door in een all inclusive club in Turkije – het was trouwens de laatste keer dat ik met mijn ouders op vakantie zou gaan. Die trut van een zus van me – ze was in die tijd dertien – begon alle kerels het hoofd op hol te brengen. Het gebeurde bij het ontbijt; zoals elke ochtend was er een rij ontstaan voor de roereieren, waar de zomergasten bijzonder dol op leken. Naast mij griste een oude Engelse (bits, vals, het type dat vossen aan flarden snijdt om er haar living mee te decoreren), die zich al rijkelijk van eieren had bediend, zonder aarzelen de drie laatste worstjes weg die als garnituur op de metalen schaal lagen.… > Lees verder

Weg van de mens, terug naar de mens

Op een omgevallen boom in het bos zit een man. Hij denkt na, schrijft af en toe iets op een velletje papier en trekt zich niets aan van de hond die blaffend zijn aandacht vraagt. Hij slaat ook geen acht op de drie mannen die achter hem staan en met microfoon en camera over zijn schouder heen proberen vast te leggen wat hij schrijft. Na een paar minuten knikt hij: het is zover, hij is er klaar voor.

De Franse sterschrijver Michel Houellebecq is geen wonder van welbespraaktheid. Niet alleen mompelt hij doorgaans onverstaanbaar, tijdens interviews neemt hij ook alle tijd om over de vragen na te denken, niet zelden tot wanhoop van de interviewer – die de stiltes dan maar begint op te vullen met nieuwe vragen en mogelijke antwoorden daarop, zodat de schrijver uiteindelijk alleen nog maar ja of nee hoeft te zeggen.… > Lees verder

Een hele reeks moedertjes

Opgetekend uit de mond van Didier Decoin, lid van de eerbiedwaardige Académie Goncourt: klonen is als literair thema over honderd jaar allang achterhaald, de relatie tussen moeder en kind blijft daarentegen eeuwig actueel. Ergo: een roman over klonen zal snel worden vergeten, een roman over een moeder-zoonrelatie heeft blijvende waarde.

Misschien heeft hij wel gelijk. Waarschijnlijk niet, trouwens (en niet alleen omdat klonen moeders overbodig maken). Hoe dan ook, het geestige is dat de twee romans waarop zijn uitspraak betrekking had, zijnde de twee finalisten van de Prix Goncourt, eigenlijk maar zijdelings over de genoemde thema’s gaan. In La Possibilité d’une île van Michel Houellebecq wordt weliswaar een gekloonde toekomstmens opgevoerd, maar alleen bij wijze van spiegel die de auteur onze tijd voorhoudt.… > Lees verder

Onwetend en niet tot redeneren in staat

Het draait allemaal om de grens tussen droom en daad. De droom: een alomvattende gemeenschap van gelijkgestemden, een paradijs van eensgezindheid. De daad: het verwezenlijken van de droom door de onderdrukking van alles wat niet dat paradijs is.

Op 17 februari 1600 werd de dominicaner monnik Giordano Bruno levend verbrand in Rome. Zijn misdaad: de overtuiging dat het heelal oneindig en eeuwig is, dat de sterren zonnen zijn waar planeten omheen cirkelen, dat vorm en materie ontspringen aan een en dezelfde bron, dat religie en ethiek niet tot dogma’s mogen verworden, en meer van dat soort ketterse denkbeelden. De protestanten probeerden hem vanwege zijn onorthodoxe standpunten in hun kamp te lokken, maar Bruno besefte dat zij niet minder doctrinair en star waren dan de katholieken.… > Lees verder

Denis Diderot, Jacques de fatalist en zijn meester, fragment

Hoe hadden ze elkaar ontmoet? Bij toeval, zoals iedereen. Hoe heetten ze? Wat gaat u dat aan? Waar kwamen ze vandaan? Van de dichtstbijzijnde plaats. Waar gingen ze heen? Weet een mens waar hij heen gaat? Wat zeiden ze? De meester zei niets, en Jacques zei dat zijn kapitein zei dat alle goede en slechte dingen die ons hier beneden overkomen, daar boven geschreven staan.

MEESTER: Dat is een prachtig gezegde.
JACQUES: Mijn kapitein voegde eraan toe dat elke kogel die uit een geweer kwam zijn bestemming had.
MEESTER: En hij had gelijk…
Na een korte stilte riep Jacques uit: ‘De duivel hale de herbergier en zijn herberg!’… > Lees verder