web analytics

Gedaanten van een weifelaar

Je zou hem de Proteus van de twintigste-eeuwse Franse literatuur kunnen noemen. André Gide (1869-1951), auteur van onder meer Les Caves du Vatican en Les Faux-monnayeurs, neemt als schrijver de meest uiteenlopende gedaanten aan, hij is altijd daar waar je hem niet verwacht: ‘Al mijn boeken keren zich tegen de liefhebbers van het vorige,’ noteert hij ironisch in zijn dagboek.

Weinig schrijvers zijn zo ongrijpbaar als Gide. Dat heeft alles te maken met zijn streven naar authenticiteit: elke eenduidige weergave van de werkelijkheid vindt hij een vervalsing, een ‘kunstmatige constructie waaruit het leven zich meteen terugtrekt,’ zoals hij in juni 1927 schrijft, en alleen door telkens een andere positie in te nemen denkt hij de complexe werkelijkheid recht te kunnen doen.… > Lees verder

Met beide benen in de modder

Zij waren onze helden: Alain Robbe-Grillet, Claude Simon en nog een paar geestverwanten. Onder de banier van de Nouveau Roman trokken ze ten strijde tegen de ‘traditionele’ roman, daarin bijgestaan door de theoretici van de Nouvelle Critique (Roland Barthes, Gérard Genette). Het ‘ouderwetse’ vertellen van schijnbaar coherente verhalen had afgedaan, de realistische werkelijkheidsillusie was doorbroken, de auteur-schepper was dood; wat restte was de zichzelf voortbrengende en alleen naar zichzelf verwijzende Tekst.

Althans, dat dachten wij, studenten Frans, in ons jeugdig elan, en we waren niet de enigen, want zo dachten ook de tegenstanders erover. Toen Claude Simon in 1985 de Nobelprijs kreeg, stond literair Frankrijk dan ook op zijn achterste benen.… > Lees verder

Zo groot als een jockey

In Élucidation, een niet onprettig intellectueel blablatijdschrift zoals ze alleen in Frankrijk worden gemaakt, verscheen in het voorjaar van 2004 een opmerkelijk sober tekstje, getiteld ‘Maurice Ravel, buitenkant van de miniatuur’. De auteur, Jean Echenoz, schetst met een paar pennenstreken een portret van de beroemde componist en laat zijn lezer dan een beetje verdwaasd achter: het is werkelijk prachtig, maar wat heeft deze miniatuur te beduiden?

Nu is er Ravel, een iets langere maar nog altijd korte tekst van dezelfde schrijver over hetzelfde onderwerp, en dezelfde vraag dringt zich op. Wat wil Echenoz zeggen over de componist ‘die zo groot was als een jockey, dus als Faulkner’ (1 meter 65)?… > Lees verder

Drijfzand zonder bakens

Dit had een juichende recensie kunnen zijn. Een belangrijk boek van een belangrijke Franse schrijver, vertaald door een belangrijke Nederlandse vakbroeder en uitgegeven bij een van de weinige overgebleven kwaliteitsuitgeverijen: succes verzekerd, zou je zeggen.

De bespreking zou zich dan hebben toegespitst op de bijzondere plaats die het boek (Un Pedigree) inneemt binnen het oeuvre van de schrijver (Patrick Modiano): het biedt een inkijkje in het troebele leven waaraan dat oeuvre is ontsprongen, in de dubbele zin van voortgekomen en ontsnapt, en de recensent zou zijn bewondering hebben geuit voor de van ieder sentiment gespeende wijze waarop de auteur zijn jeugd aan zich voorbij laat trekken om er definitief afstand van te nemen.… > Lees verder

Een moestuin vol steunstokken

‘De puntkomma was een van de grote clichés van de achttiende-eeuwse literatuur: Vivant Denon, man van de wereld die wil bewijzen dat hij een schrijver is (hij was museumconservator), paalt er het begin van zijn novelle Point de lendemain mee af als een moestuin met steunstokken.’

Het citaat is afkomstig uit de kersverse Dictionnaire égoïste de la littérature française van Charles Dantzig, en alles zit erin: het panoramische overzicht, de treffende observatie, de ironische steek onder water, de verrassende vergelijking. En in dit geval ook de grote misser, want Dantzig vat het leven van de schilder, schrijver, avonturier, diplomaat en (vanaf 1802, vijfentwintig jaar na het verschijnen van Point de lendemain) eerste directeur van het Louvre tendentieus samen, citeert de gewraakte beginregels vervolgens verkeerd uit de herziene, negentiende-eeuwse versie en doet net alsof hij niet weet dat diezelfde beginregels door Milan Kundera zijn uitgeroepen tot de allermooiste van de hele Franse literatuur.… > Lees verder

De lach van de leegte (2)

Een roman die zich afspeelt tussen twee identieke zinnetjes. Dat is Ik ben weg, waarmee Jean Echenoz in 1999 de Prix Goncourt won (de jury vervroegde de bekendmaking zelfs om een andere jury voor te zijn). Twee identieke zinnetjes: ‘Ik ben weg.’ Na 250 bladzijden zijn we nog even ver. In de romans van Jean Echenoz wil het niet zo vlotten.

Toch kun je niet zeggen dat daarin geen voet wordt verzet. Iedereen is juist voortdurend onderweg – maar waarheen. Neem nu Ferrer, de held van Ik ben weg. Hij reist naar de Noordpool om een kunstschat op te halen, raakt die kwijt, gaat de dief achterna en krijgt hem inderdaad bij de kladden.… > Lees verder