Weet u nog? In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd de wereld getroffen door een epidemie met de naam aids, een seksueel overdraagbare ziekte die aanvankelijk vooral onder homoseksuelen woedde. Uit protest tegen de fanatici die in de epidemie een rechtvaardige straf van God zagen en de zieken meden als pestlijders, toonden tolerante geesten zich solidair door te laten zien dat gewoon contact zonder gevaar was. Zo namen de afgevaardigde Duberques en de intellectueel Berck een groep aidspatiënten uit lunchen in een beroemd Parijs restaurant; de maaltijd verliep in voortreffelijke sfeer en aangezien hij geen enkele kans onbenut wilde laten om het goede voorbeeld te geven, had de afgevaardigde Duberques de camera’s uitgenodigd op het moment van het dessert.… > Lees verder
Milan Kundera, Het feest der onbeduidendheid, fragment
In zijn eerste beroep, dat voor hem toen zijn hele leven uitmaakte, was Caliban acteur; dat beroep stond zwart-op-wit in zijn papieren en als acteur zonder contract ontving hij al heel lang een werkloosheidsuitkering. De laatste keer dat hij op de planken te zien was geweest, speelde hij de wilde Caliban in Shakespeares The Tempest. Ingesmeerd met een bruine crème, getooid met een zwarte pruik, sprong hij als een dolleman brullend op en neer. Zijn vrienden waren zo verrukt over zijn prestatie dat ze hadden besloten hem bij de naam te noemen die hen eraan herinnerde. Dat was al lang geleden.… > Lees verder
De ontdekking van de ironie: Milan Kundera
‘Bent u communist, meneer Kundera?’ ‘Nee, ik ben romancier.’ ‘Bent u dissident?’ ‘Nee, ik ben romancier.’ ‘Bent u links of rechts?’ ‘Geen van beide. Ik ben romancier.’
Het citaat, afkomstig uit de essaybundel Verraden testamenten, laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Milan Kundera, deze maand 85 jaar geworden, is een man met een roeping. Meer dan enige andere hedendaagse schrijver heeft hij zich sterk gemaakt voor wat hij als de Europese kunstvorm bij uitstek beschouwt – de roman. Geen literair genre, geen aardig volksvermaak, maar een heuse kunstvorm met zijn eigen regels en zijn eigen bestaansreden, dat wil zeggen zijn eigen opdracht: ‘ontdekken wat alleen de roman kan ontdekken’.… > Lees verder
Draaglijke zwaarte: Kundera 85
Zijn werk heeft vaak heftige reacties opgeroepen, zowel positief als negatief. Een ‘typisch Oost-Europese drammer’ noemde Michaël Zeeman hem ooit, en hij mocht die kwalificatie dan liefkozend bedoelen, feit is dat een schrijver die over de hoofden van zijn personages heen voortdurend allerlei scherpzinnige meningen en analyses opdist, niet bij iedereen op zo’n welwillende ontvangst hoeft te rekenen.
Milan Kundera is een controlefreak. Niet alleen voorziet hij zijn boeken van een strenge muzikale compositie waarin geen enkel detail betekenisloos is, hij lijkt de lezer die betekenis ook nog eens te willen inpeperen door het doen en laten van de personages onophoudelijk van uitleg en commentaar te voorzien – wat op zijn zachtst gezegd nogal paradoxaal is voor een oeuvre waarvan de voornaamste thema’s nu juist het onbegrip tussen mensen en de onbeheersbaarheid van elk menselijk handelen zijn.… > Lees verder
De ondraaglijke lichtheid, maar waarvan?
De kwestie houdt me al veel langer bezig, maar door het herlezen van Milan Kundera’s bekendste boek moest ik er weer aan denken. Jana Beranová heeft de titel van dat boek in 1985 vertaald als De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, en zo is hij ook geworteld in ons collectieve onderbewustzijn. Maar de geautoriseerde Franse vertaling uit 1984 heet L’Insoutenable légèreté de l’être, de Engelse heet The Unbearable Lightness of Being, de Duitse Die unerträgliche Leichtigkeit des Seins: geen ‘bestaan’ maar ‘zijn’. Hoe zit dat precies?
In de verantwoording bij zijn vertaling van Kundera’s essaybundel L’Art du roman schrijft Ernst van Altena in 1987 het volgende:
… > Lees verderIn een artikel in Le Débat heeft Kundera zich in 1984 verzet tegen vertalingen waarin het door hem gebruikte begrip ‘het zijn’ vervangen was door ‘het bestaan’.
Milan Kundera, Over de romankunst, fragment
Een arme dorpsedelman, Alonso Quijano, besloot een dolende ridder te worden en noemde zich Don Quichot van La Mancha. Hoe moeten we zijn identiteit definiëren? Hij is wie hij niet is.
Hij ontfutselt een barbier diens koperen scheerkom, die hij voor een helm aanziet. Bij toeval komt de barbier later in de herberg waar Don Quichot zich in een gezelschap bevindt; hij ziet zijn scheerkom en wil hem terug. Maar Don Quichot is trots en weigert de helm als scheerkom te zien. Direct wordt een ogenschijnlijk zo eenvoudig voorwerp een vraag. Hoe kun je trouwens bewijzen dat een op een hoofd geplaatste scheerkom geen helm is?… > Lees verder