Ik, Bloem, kunstminnaar in mijn vrije uurtjes, heb in Kuregem niet één monument aangetroffen, behalve dan de krachtige standbeelden die de Slachthuizen bewaken: twee onstuimige stieren, die beter op hun plaats zouden zijn bij de ingang van een arena. Ze zien eruit alsof ze ten strijde willen trekken tegen het kwaad. Maar de strijd is ongelijk in Kuregem. Dat geldt voor het abattoir en misschien ook voor de straat. Hoe dan ook, het zou een mooie zin zijn om op de muur te schrijven: ‘De strijd is ongelijk’, en daartegenover, als antwoord: The sky is the limit, ‘De hemel is de grens’, juist omdat de hemel onbegrensd is. Hij dringt trouwens ongegeneerd binnen door het glinsterende glas van de overkapping van het slachthuis en vult die luchtige ruimte zonder deuren volledig.
Aan de andere kant van de stad, in het oosten, waar de zon opkomt, juister gezegd binnen de muren van het Europese Parlement, is er een kunstmatige straat. De grens bestaat hier uit een glazen dak, en de hemel is daarboven, buitengesloten. Die straat met zijn gesloten hemel is de trots van de architecten, de wandelpromenade van de elite, de ontmoetingsplaats van de decision makers, een straat aangelegd te midden van de kantoorblokken, met voor de schone schijn rijen ficussen in potten en wat winkels, een boekhandelaar, een kapper, een bloemist, een sportschool, een meditatieruimte, een paar bars, stuk voor stuk harmonieus besloten ruimten waar, buiten de ambtenaren, niemand toegang toe heeft. Een stad in de stad, zeggen de glossy folders en prospectussen.
Kuregem is ook een stad in de stad. Sinds ik vanmorgen in alle vroegte de Anderlechtsepoort achter me liet, heb ik het gevoel dat ik rondloop in een vreemd land. Maar ik heb tevergeefs geprobeerd inlichtingen te krijgen bij de bureaus voor toerisme, over Kuregem zijn er geen folders of prospectussen. Alleen maar opschriften op een muur, in straten waar de lucht open is, waar de mensen en dromen open zijn – dromen die overigens meestal uitlopen op een fiasco. Alle Kuregemse straten voeren naar de Slachthuizen. En de enige kunstmatige straten in de Slachthuizen zijn de smalle, donkere steegjes waar de dieren achter elkaar doorheen marcheren op weg naar de plek van hun dood.
Ik stap voort, iets lager kijkend dan de hemel, en dit is wat ik zie. Hoge, typisch Brusselse huizen, waar gesluierde vrouwen uit tevoorschijn komen. Exotische winkels. Alimentation générale et orientale. Sari’s, djellaba’s, huid die zwart of bruin is, haast nooit blank, ogen die donker zijn, altijd. Een jonge bevolking. Kinderen op straat, tieners die staan te praten. Gesprekken, liedjes, kreten in alle talen en dialecten. Salon de coiffure mixte Mamounia. Een gemixte kapsalon, is dat man-vrouw, Nederlandstalig-Franstalig of Europees-Afrikaans? Kuregem, gemengd gebied. Mondiale mengelmoes. Pêle-mêle van rassen, talen, zeden. Wilt u er eens uit op twee kilometer van het Centrum? Kuregem verwacht u. Kuregem, zijn kanaal, zijn slachthuizen, zijn veelkleurige bevolking. Ruime parkeermogelijkheden, alles tegen spotprijzen. Inheems of uitheems eten, naar keuze. Het bewijs? Die drie restaurants op een rij: Au Moulin bleu (O juich mijn land, mijn vlakke land), Afrika moto (Afrikaanse keuken en ritmes), California Dreams (de Amerikaanse droom). Gezwind stap ik langs dit bonte Babel, met gympen aan mijn voeten, een rugzakje op mijn rug, toegerust voor de ontdekkingstocht die me een dag lang door de hoofdstad van Europa zal voeren. “C’est beau, là, Bruxelles? Is ’t schoon? It is good?”, roepen een paar Marokkaanse jongens, stralende glimlach op gebruinde gezichten. Ze zijn hier thuis, Bruxelles-sur-Méditerranée, en ze denken dat ik het allemaal prachtig vind, ze zijn zo naïef om te denken dat ik, Meneer Bloem, naar Kuregem kom zoals je de Grote Markt of het Atomium bezoekt. Brussel is mooi hier, ja, of liever gezegd lelijk, het soort lelijkheid waar je wel van moet houden, dat je treft in het hart. Als ik mijn stad dan toch moet haten of liefhebben, dan liever hier. Want hier word ik, zonder het vliegtuig te nemen, Bloem de ontdekkingsreiziger.
[Caroline Lamarche, ‘De dood, het leven. De Slachthuizen van Brussel in Kuregem’ (Fr.: ‘La vie, la mort’), in: Bloem in Brussel. Literaire wandelingen, vertaling Rokus Hofstede, Meulenhoff, 2000]