web analytics

Zo groot als een jockey

In Élucidation, een niet onprettig intellectueel blablatijdschrift zoals ze alleen in Frankrijk worden gemaakt, verscheen in het voorjaar van 2004 een opmerkelijk sober tekstje, getiteld ‘Maurice Ravel, buitenkant van de miniatuur’. De auteur, Jean Echenoz, schetst met een paar pennenstreken een portret van de beroemde componist en laat zijn lezer dan een beetje verdwaasd achter: het is werkelijk prachtig, maar wat heeft deze miniatuur te beduiden?

Nu is er Ravel, een iets langere maar nog altijd korte tekst van dezelfde schrijver over hetzelfde onderwerp, en dezelfde vraag dringt zich op. Wat wil Echenoz zeggen over de componist ‘die zo groot was als een jockey, dus als Faulkner’ (1 meter 65)?… > Lees verder

Drijfzand zonder bakens

Dit had een juichende recensie kunnen zijn. Een belangrijk boek van een belangrijke Franse schrijver, vertaald door een belangrijke Nederlandse vakbroeder en uitgegeven bij een van de weinige overgebleven kwaliteitsuitgeverijen: succes verzekerd, zou je zeggen.

De bespreking zou zich dan hebben toegespitst op de bijzondere plaats die het boek (Un Pedigree) inneemt binnen het oeuvre van de schrijver (Patrick Modiano): het biedt een inkijkje in het troebele leven waaraan dat oeuvre is ontsprongen, in de dubbele zin van voortgekomen en ontsnapt, en de recensent zou zijn bewondering hebben geuit voor de van ieder sentiment gespeende wijze waarop de auteur zijn jeugd aan zich voorbij laat trekken om er definitief afstand van te nemen.… > Lees verder

Variaties op het ‘ik’: in de marge van Milan Kundera

Ik

De blik van de schrijver peilt het werk van de schilder, zoekend naar de essentie.[ref]De schilder: Francis Bacon, over wie Kundera’s tekst gaat.[/ref]

De essentie: datgene wat het werk tot zichzelf maakt – zoals het ‘ik’ dat in een lichaam trilt.

Over dat ‘ik’ zegt de schrijver in een van zijn romans, Onsterfelijkheid: ‘Toen we eenmaal als onszelf de wereld in waren gegooid, moesten we ons eerst met die worp van de dobbelstenen, dat door Gods computer georganiseerde toeval identificeren: ophouden ons erover te verbazen dat nu juist dit (wat we vóór ons in de spiegel zien) ons ik is.’… > Lees verder

Milan Kundera, Het brute gebaar van de schilder, fragment

Het was in 1972. In een geleend flatje in een Praagse buitenwijk ontmoette ik een meisje. Twee dagen eerder had de politie haar een hele dag lang over mij uitgehoord. Ze wilde me nu in het geheim ontmoeten (ze was bang dat ze voortdurend werd gevolgd) om me te vertellen welke vragen haar waren gesteld en wat ze had geantwoord. Bij een eventueel verhoor moesten mijn antwoorden gelijk zijn aan de hare.

Het was een heel jong meisje, dat nog maar weinig van de wereld had gezien. Het verhoor had haar danig van streek gebracht en al drie dagen lang teisterde de angst haar ingewanden.… > Lees verder

Een moestuin vol steunstokken

‘De puntkomma was een van de grote clichés van de achttiende-eeuwse literatuur: Vivant Denon, man van de wereld die wil bewijzen dat hij een schrijver is (hij was museumconservator), paalt er het begin van zijn novelle Point de lendemain mee af als een moestuin met steunstokken.’

Het citaat is afkomstig uit de kersverse Dictionnaire égoïste de la littérature française van Charles Dantzig, en alles zit erin: het panoramische overzicht, de treffende observatie, de ironische steek onder water, de verrassende vergelijking. En in dit geval ook de grote misser, want Dantzig vat het leven van de schilder, schrijver, avonturier, diplomaat en (vanaf 1802, vijfentwintig jaar na het verschijnen van Point de lendemain) eerste directeur van het Louvre tendentieus samen, citeert de gewraakte beginregels vervolgens verkeerd uit de herziene, negentiende-eeuwse versie en doet net alsof hij niet weet dat diezelfde beginregels door Milan Kundera zijn uitgeroepen tot de allermooiste van de hele Franse literatuur.… > Lees verder

Tien praktische wenken voor de beginnende Houellebecqvertaler

  1. Spel zijn naam correct en spreek hem correct uit. Dus geen Houellebeck, geen Houellebeqc, geen Houellebecque, geen Hoellebeck, geen Huilebek, geen Welbeke. Weet dat hij in werkelijkheid Michel Thomas heet, dat hij als schrijver de naam van zijn grootmoeder heeft aangenomen en dat die naam Bretons is (dus geen gefantaseer over een verre Nederlandse voorzaat die zich dapper tegen de Napoleontische overheerser verzette door het opgeven van een ludieke achternaam). Over zijn leeftijd bestaat verwarring: volgens zijn moeder, zijn biograaf en zijn geboorteakte is hij in 1956 geboren, volgens hemzelf was het in 1958 en heeft zijn moeder de akte vervalst omdat ze wilde dat hij als vermeend wonderkind in een hogere klas kwam.
> Lees verder