Hoe doe je dat, leven in vrijheid met wezels?
Hoe doe je dat, leven na een zelfmoord?
Hoe doe je dat, leven?
Hoe doe je dat, leven in een ‘normale’ relatie?
Hoe doe je dat, leven in het nu?
Hoe doe je dat, leven in de Verenigde Staten?
Hoe doe je dat, leven van de Forex?
Hoe doe je dat, leven met intrekking van het rijbewijs?
Hoe doe je dat, leven met je prostaat?
Hoe doe je dat, leven in Canada na je pensionering?
Hoe doe je dat, leven zonder de liefde van je leven?
(Jong stel) hoe doe je dat, leven met z’n tweeën?… > Lees verder
Charles-Ferdinand Ramuz, ‘Terugkeer van de dode’ (fragment)
Ze doen er vaak lang over om bij ons terug te komen. Ze zijn wispelturig.
Een man in een bootje gebaart uit de verte naar Zumlauf, die in zijn eigen bootje zit, ter hoogte van de badinrichting, en het lijkt erop dat Zumlauf meteen heeft begrepen wat de bedoeling was nadat hij had opgekeken naar die ander die naar hem zwaaide.
En hem vervolgens met de hand te kennen gaf dat hij dichterbij moest komen zonder iets te zeggen, want hij hield een paar keer achter elkaar zijn hand voor zijn gezicht.
Zumlauf heeft niets gevraagd.
Ze hebben nooit haast. Ze drijven en raken op drift.… > Lees verder
Jacques Derrida, ‘Kosmopolieten aller landen, kop op!’ (fragment)
[…] Er bestaat altijd een aanzienlijke kloof tussen aan de ene kant de edelmoedigheid van de grote beginselen van het asielrecht, die een erfenis zijn van de Verlichting of de Franse Revolutie, en aan de andere kant de historische werkelijkheid, oftewel de daadwerkelijke toepassing van die beginselen. Deze wordt afgebakend, ingeperkt en gecontroleerd door onverbiddelijke juridische restricties; er wordt over gewaakt door wat in het voorwoord van het boek van Luc Legoux, La crise du droit d’asile en France, een al met al tamelijk ‘bekrompen’ rechtstraditie heet. Dat de rechtstraditie ‘bekrompen’ en restrictief blijft, komt in feite doordat zij onderworpen is aan demografisch-economische belangen, dus aan het belang van de natiestaat die opvangt en asiel verleent.… > Lees verder
Caroline Lamarche, ‘Het einde van de bijen’ (fragment)
Er zijn weken waarin ik het zo vreselijk druk heb dat ik niet eens de tijd neem om mijn moeder te bellen. Als haar iets overkwam, zou ik het niet weten. Ik verdenk haar ervan dat ze wil sterven zonder iemand tot last te zijn, zonder ander voorteken dan een zin die ze zich onlangs droogweg liet ontvallen. Ik vraag me af of ik volgend jaar mijn voorjaarsschoonmaak nog kan doen. (…) Ze zei het op serene toon, precies zoals ze in het jaar dat ze vijfenzeventig werd ook had gezegd: het is voor het laatst dat ik naar mijn bijenkasten in het bos ga.… > Lees verder
Paul Veyne, Palmyra. De onvervangbare schat (fragment)
De archeologische site van Palmyra, die dezer dagen aan terroristische barbarij ten prooi is gevallen, vormt misschien wel – naast Pompeï, bij Napels, en de geweldige ruïne van Efeze aan de Turkse westkust – de rijkste Grieks-Romeinse vindplaats die ooit door opgravers is ontsloten. In het jaar 200 van onze jaartelling behoorde de stad tot het grote Romeinse rijk, dat toen op het hoogtepunt van zijn macht was en zich uitstrekte van Andalusië tot de Eufraat en van Marokko tot Syrië. Wanneer deze handelsrepubliek werd bezocht door een vreemdeling op doorreis, een Griekse of Italiaanse koopman te paard, een Egyptenaar, een jood, een door Rome gezonden hoogwaardigheidsbekleder, een Romeins belastingpachter of soldaat, kortom door een burger of onderdaan van het rijk, dan zag de nieuwaangekomene al in één oogopslag dat hij in een andere wereld was beland.… > Lees verder
Pierre Michon, Koningslichamen (fragment)
Het jaar 1961. Herfst vermoedelijk of begin winter. Samuel Beckett zit. Al tien jaar is hij koning – iets minder of iets meer dan tien jaar: acht jaar sinds de première van Godot, elf jaar sinds de samengebalde publicatie van de grote romans door Jérôme Lindon. Er bestaat in Frankrijk niets wat hem het hoofd kan bieden of hem die troon waarop hij zit kan betwisten. De koning heeft, zoals we weten, twee lichamen: een eeuwig, dynastiek lichaam, dat door de tekst tot de troon wordt verheven en gewijd, en dat men naar willekeur Shakespeare, Joyce, Beckett noemt, of Bruno, Dante, Vico, Joyce, Beckett, maar dat hetzelfde onsterfelijke lichaam is, gekleed in provisorische omhulsels; en hij heeft een ander, sterfelijk lichaam, dat functioneel en relatief is, het stoffelijk omhulsel, dat naar de wormen gaat, dat Dante en enkel Dante heet en boven een stompe neus een klein mutsje draagt, enkel Joyce en dan heeft hij beringde vingers en bijziende, onthutste ogen, enkel Shakespeare en dan is het een brave dikke rentenier met elizabethaanse plooikraag.… > Lees verder