web analytics

Slalommen tussen de registers

Pagina 207: ‘[…] Uiteindelijk zocht ik mijn heil bij Baudelaire. Angst, dood, schaamte, dronkenschap, nostalgie, de verloren kindertijd… enkel onaantastbare onderwerpen, oerdegelijke thema’s. Het was toch wel bizar. De lente, de hitte, al die opwindende grietjes, en ik die daar las:

Gedraag je, o mijn Smart, probeer je in te tomen.
Je riep de Duisternis; zij daalt neer; zij is daar:
Een zwarte nacht heeft van de stad bezit genomen,
Die sommigen tot rust brengt, anderen bezwaart.

Terwijl in slaafs vertier de vuige mensenstromen
Gegeseld door ’t Genot, die wrede folteraar,
Met spijt in het verschiet luidruchtig samenkomen,
Reik mij de hand, mijn Smart; kom hierheen, ver vandaar…’

Bij de chute van het sonnet wordt het citaat afgebroken.… > Lees verder

De vlucht uit de persoonlijkheid

Er zijn van die schrijvers die je altijd blijven intrigeren, niet zozeer omdat ze je verbluffen met hun virtuositeit of hun diepzinnigheid, maar vooral omdat je voortdurend het gevoel hebt dat je er net niet bij kunt, dat je iets gemist hebt, kortom: dat je eigenlijk weer van voren af aan zou moeten beginnen met lezen. Een van die zeldzame figuren is voor mij de Fransman Raymond Queneau (1903-1976). Zijn romans zijn weleens vergeleken met een ui die je kunt blijven afpellen zonder ooit op de kern te stuiten, en inderdaad hebben ze veel weg van de paradoxale kringlopen op de tekeningen van Escher: je komt steeds verder (hoger, dieper), maar uiteindelijk blijk je gewoon een rondje te hebben gemaakt.… > Lees verder

De lach van de leegte

Een roman die zich afspeelt in de schaarse ruimte tussen twee vrijwel identieke zinnetjes. Dat is Je m’en vais, het boek waarmee Jean Echenoz vorige week zeer terecht de prestigieuze Prix Goncourt won. Twee vrijwel identieke zinnetjes, de begin- en de slotzin: ‘Je m’en vais’ (ik ga bij je weg, Suzanne) en ‘je m’en vais’ (ik drink één glaasje mee, dan ga ik weer). Na 250 bladzijden zijn we nog altijd ongeveer even ver. Nee, in de romans van Jean Echenoz wil het allemaal niet zo vlotten.

Toch kun je bepaald niet zeggen dat er in die romans geen voet wordt verzet.… > Lees verder

De eeuwige stilte van de eindeloze ruimten

Afgelopen woensdagmiddag ging er een grote schok door het Franse boekenwereldje: de Prix Goncourt, waarvan de winnaar normaliter in de tweede week van november wordt bekendgemaakt, werd zes dagen eerder dan voorzien toegekend aan Jean Echenoz, die met zijn achtste roman Je m’en vais al tot de topfavorieten werd gerekend. De jury rechtvaardigt de vervroegde bekendmaking door erop te wijzen dat de Goncourt, de oudste en meest prestigieuze literaire prijs in Frankrijk, sinds enkele jaren de laatste grote prijs is die in november wordt toegekend, wat de keuze van de winnaar aanzienlijk beperkt, omdat de Goncourt-jury niet een reeds met een andere prijs bekroond boek wil lauweren.> Lees verder

De nasleep van een goede grap

Je hebt schrijvers bij wie elke verkeerd gezette komma een smet op het overigens zo glorieus blinkende blazoen vormt. En je hebt er die zelfs door de ernstigste constructiefouten nog niet van hun glans kunnen worden beroofd, eenvoudigweg omdat de kern van hun kunstenaarschap niet in formele perfectie, maar in iets heel anders gelegen is: beweging bijvoorbeeld, of zeggingskracht.

Een schrijver die onmiskenbaar tot die laatste categorie behoort, is Denis Diderot (1713-1784), romancier, filosoof, encyclopedist, kunstcriticus, toneelschrijver en nog veel meer – een van de meest universele geesten die de Franse cultuur ooit heeft gekend. Hij is de man over wie Menno ter Braak schreef: ‘Het troebele en mysterieuze ontbreekt in zijn geschriften volkomen.’… > Lees verder

In de mond van de reus

Het zal niemand ontgaan zijn: dit fin de siècle wordt gedomineerd door reuzen – reuzenvertalingen, welteverstaan. We hadden al de Cervantes van Barber van de Pol, de Ariosto van Ike Cialona en de Casanova van Theo Kars, en daarbij heeft zich met de verschijning van Pantagruel – Het vijfde boek nu ook de Rabelais van J.M. Vermeer-Pardoen gevoegd. Het wachten is nog op het laatste Proust-deel van Thérèse Cornips, en dan hebben we genoeg reuzen bij de hand om de millenniumwisseling met vertrouwen tegemoet te kunnen zien.

De Franse schrijver François Rabelais (1483?-1553) is niet alleen in verschillende opzichten een reus onder de groten van de wereldliteratuur (de nieuwe vertaling beslaat ruim duizend bladzijden), zijn romancyclus gaat ook over reuzen.… > Lees verder