web analytics

Over het lyrische hermetisme van Marie de Quatrebarbes

‘Ik val in deze gedichten als een steen in de vijver’. Dat zinnetje schreef ik dit voorjaar in de kantlijn na het lezen van zeven prints met gedichten van Marie de Quatrebarbes, een mij onbekende jonge Franse dichteres met een naam die afkomstig leek uit een middeleeuws sprookje. Een vijver is een klein waterbekken in een tuin of park, je ziet er soms eenden zwemmen – die overzichtelijke, kalme plas water, dat zou dan de poëzie zijn, en de dichteres: een stenengooister. Quatrebarbes poëzie veroorzaakte bij mij in elk geval de nodige opschudding. Die aan verbijstering grenzende vervreemding heeft misschien iets te maken met de talloze uitheemse verwijzingen die erin opdoemen (kinderversjes, quotes uit damesbladen, seksueel geconnoteerd jargon, internettaal, de Franse poëtische canon, kortom alles wat Roland Barthes de ‘logosfeer’ noemde).… > Lees verder

Charles-Ferdinand Ramuz, ‘Terugkeer van de dode’ (fragment)

Ze doen er vaak lang over om bij ons terug te komen. Ze zijn wispelturig.

Een man in een bootje gebaart uit de verte naar Zumlauf, die in zijn eigen bootje zit, ter hoogte van de badinrichting, en het lijkt erop dat Zumlauf meteen heeft begrepen wat de bedoeling was nadat hij had opgekeken naar die ander die naar hem zwaaide.

En hem vervolgens met de hand te kennen gaf dat hij dichterbij moest komen zonder iets te zeggen, want hij hield een paar keer achter elkaar zijn hand voor zijn gezicht.

Zumlauf heeft niets gevraagd.

Ze hebben nooit haast. Ze drijven en raken op drift.… > Lees verder

Charles-Ferdinand Ramuz, ramuzist

Charles-Ferdinand Ramuz is een geval apart. Franstalig Zwitserland heeft diverse grote schrijvers voortgebracht, maar de meesten – Jean-Jacques Rousseau, Benjamin Constant, Blaise Cendrars of Robert Pinget – zijn opgegaan in de Franse letteren als geheel. Ramuz daarentegen heeft altijd nadrukkelijk zijn herkomst geclaimd (hij werd in 1878 in Lausanne geboren en stierf er in 1947). Aan het begin van de eeuw woonde hij twaalf jaar in Parijs, zonder ooit een Parijse schrijver te worden (‘Parijs leert je dat je jezelf moet zijn als je niet kapot wilt gaan.’). Tegelijk had hij een afkeer van het moralisme en kleinburgerlijk pragmatisme die hem in Zwitserland omringden (‘Ik heb me nergens zo vaak vreemd gevoeld als in mijn eigen land.’).… > Lees verder

Approches de Proust (fragment)

[…]

Conclusion : une traduction rapprochée

D’après Antoine Compagnon, la grande originalité de Proust est que son roman peut se lire à la fois comme un roman du XIXe siècle et comme le premier anti-roman, ou méta-roman, théorisant sur son propre déroulement. Dans cette perspective, la modernité de la Recherche ne tient pas tant aux thèmes qui y sont abordés, qu’à la conscience mobile qui s’y manifeste dans une pluralité de points de vue narratifs ambigus et relatifs. C’est cette conscience mobile qui assure la richesse du style, concept que Proust a joliment décrit en 1913 comme « la qualité d’une vision », et dans un célèbre passage du Temps retrouvé, comme « la révélation de la différence qualitative qu’il y a dans la façon dont nous apparaît le monde ».… > Lees verder

Jacques Derrida, ‘Kosmopolieten aller landen, kop op!’ (fragment)

9789058755636[…] Er bestaat altijd een aanzienlijke kloof tussen aan de ene kant de edelmoedigheid van de grote beginselen van het asielrecht, die een erfenis zijn van de Verlichting of de Franse Revolutie, en aan de andere kant de historische werkelijkheid, oftewel de daadwerkelijke toepassing van die beginselen. Deze wordt afgebakend, ingeperkt en gecontroleerd door onverbiddelijke juridische restricties;  er wordt over gewaakt door wat in het voorwoord van het boek van Luc Legoux, La crise du droit d’asile en France, een al met al tamelijk ‘bekrompen’ rechtstraditie heet. Dat de rechtstraditie ‘bekrompen’ en restrictief blijft, komt in feite doordat zij onderworpen is aan demografisch-economische belangen, dus aan het belang van de natiestaat die opvangt en asiel verleent.… > Lees verder

Caroline Lamarche, ‘Het einde van de bijen’ (fragment)

Er zijn weken waarin ik het zo vreselijk druk heb dat ik niet eens de tijd neem om mijn moeder te bellen. Als haar iets overkwam, zou ik het niet weten. Ik verdenk haar ervan dat ze wil sterven zonder iemand tot last te zijn, zonder ander voorteken dan een zin die ze zich onlangs droogweg liet ontvallen. Ik vraag me af of ik volgend jaar mijn voorjaarsschoonmaak nog kan doen. (…) Ze zei het op serene toon, precies zoals ze in het jaar dat ze vijfenzeventig werd ook had gezegd: het is voor het laatst dat ik naar mijn bijenkasten in het bos ga.… > Lees verder