web analytics

Annie Ernaux, De schaamte

Mijn vader heeft mijn moeder willen vermoorden, op een zondag in juni, aan het begin van de middag. Zoals gewoonlijk was ik naar de mis van kwart voor twaalf gegaan. Daarna moest ik gebakjes halen bij de banketbakker in de winkelpassage, een verzameling noodgebouwen opgetrokken na de oorlog in afwachting van de voltooiing van de wederopbouw. Thuis trok ik mijn zondagse kleren uit en deed een makkelijk wasbare jurk aan. Toen de laatste klanten waren vertrokken en de luiken voor de etalage van de kruidenierswinkel waren vastgezet, gingen we aan tafel, waarschijnlijk met de radio aan, want op dat uur van de dag had je een komisch programma, Le tribunal, met Yves Deniaud in de rol van schlemiel die door een rechter met beverige stem voortdurend van idiote overtredingen beschuldigd en tot bespottelijke straffen veroordeeld wordt.… > Lees verder

Pierre Michon, Rimbaud de zoon, (fragment)

Ik kom terug op de gare de l’Est. Ik kom terug op die eerste Parijse dagen waarin misschien voor Rimbaud alles in drie korte bedrijven werd beslist: de ogenblikkelijke reputatie dat hij een zeer groot dichter was, het scherpe besef van de ijdelheid van een reputatie, en de opzettelijke verwoesting van die reputatie.

Er waren nog anderen dan Verlaine. Want we weten dat hij in september nog maar net aangekomen in Parijs door Verlaine werd meegetroond naar van die drankhuizen, van die drankholen, waar ’s avonds boven marmeren tafeltjes gloria’s en pijpen dampten, bierglazen schuimden, couranten werden opengeslagen, en achter bierglazen en couranten waren er in het karige blauwe gaslicht dichtersbaarden, dichtersposes, geveinsde onverschilligheidjes, geveinsde grapjes en dichtersogen die je zagen aankomen uit Charleville.… > Lees verder

Louis Aragon, De boer van Parijs, (fragment)

Er bestaat een rijk van duisternis dat door de ogen van de mens gemeden wordt, want oogstrelend is dat landschap allerminst. Dat donker, dat de mens niet nodig denkt te hebben om het licht te beschrijven, is niets anders dan de dwaling – de dwaling met haar kenmerken die niemand kent, de dwaling die, voor wie haar als zodanig beschouwt, als enige kan getuigen van de vluchtige werkelijkheid. Maar wie ziet niet dat dwaling en waarheid noodgedwongen dezelfde trekken hebben? Dwaling gaat met zekerheid gepaard. Dwaling dringt zich op door evidentie. En alles wat over de waarheid wordt gezegd, zou je evengoed over de dwaling kunnen zeggen, je zou er dan even ver naast zitten.… > Lees verder

‘De roman vernieuwen, vernietigen met zijn eigen middelen’: Louis Aragon

Op 27 november 1926 besluiten de verzamelde surrealisten tot definitieve uitsluiting van Philippe Soupault, surrealist van het eerste uur. Soupault heeft een doodzonde begaan: hij heeft verschillende romans geschreven en is dus bezweken voor de ‘literaire verleiding’. Daarop dienen alle aanwezigen hun literair-politieke positie te bepalen. Is die positie vanuit revolutionair oogpunt verdedigbaar? Antonin Artaud weigert een verklaring af te leggen en tekent daarmee voor zijn eigen uitsluiting. Hij verlaat het vertrek. De beurt is aan Louis Aragon.

Breton: “Mij is ter ore gekomen dat Aragon literaire activiteiten ontplooit: bijvoorbeeld de publicatie van een zesdelig werk bij Gallimard, getiteld La Défense de l’infini.

> Lees verder

Pierre Bourdieu, Over televisie, (fragment)

Kijkcijfers hebben op de televisie een heel specifieke invloed: ze vertalen zich in tijdsdruk, in urgentie-eisen. De concurrentie tussen kranten onderling, tussen kranten en televisie of tussen omroepen neemt de vorm aan van een temporele concurrentie, dat wil zeggen van een concurrentie om de scoop. In een boek waarin hij een aantal interviews met journalisten heeft gebundeld, laat Alain Accardo zien wat er gebeurt nadat een televisieomroep een overstroming heeft gecovered: de televisiejournalisten van een concurrerende omroep coveren dezelfde overstroming maar proberen daarbij iets te hebben wat de anderen niet hadden. Er zijn met andere woorden onderwerpen die de kijkers worden opgedrongen omdat ze zich opdringen aan de makers; en ze dringen zich op aan de makers als gevolg van de concurrentie met andere makers.… > Lees verder

Henri Roorda, Mijn zelfmoord, (fragment)

Voorwoord

Al geruime tijd ben ik van plan een boekje te schrijven onder de titel: Het vrolijke pessimisme. Die titel bevalt me. Ik vind dat hij een mooie klank heeft en hij drukt aardig uit wat ik zou willen zeggen.

Maar ik heb geloof ik te lang gewacht. Ik word oud, en mijn boekje zal waarschijnlijk meer pessimisme dan vrolijkheid bevatten. Ons hart is niet de volmaakte thermosfles die de gloed van onze jeugd tot het einde toe zonder warmteverlies bewaart.

Het vooruitzicht van mijn zeer waarschijnlijke en tamelijk nabije zelfmoord ontneemt me trouwens bij vlagen alles wat me rest aan goed humeur.… > Lees verder