Frans miniaturist (†25 mei 1887). Telg van een adellijk geslacht. Volgde met enig succes tekenstudies. Na een vermeende incestueuze relatie met een halfzus sloot hij zich aan bij een expeditie naar Afrika. In Tanganyika, waar tweehonderd expeditieleden onder gruwelijke omstandigheden om het leven kwamen, onderscheidde hij zich door zijn onbaatzuchtige heldendom. Bij zijn terugkeer uit Afrika bleek zijn familiefortuin spoorloos verdwenen. Uit weerzin tegen het kunstklimaat van zijn tijd stortte hij zich op de vergeten kunst van het miniatuurschilderen. Hij maakte zich de gehele ontwikkeling van die middeleeuwse esthetische traditie eigen, van de eenvoudige uncialen van Merovingische monniken tot de geraffineerde prenten van Van Eyck, Cimabue en Orcagna.… > Lees verder
Ole
Deens schilder, actief in het midden van de 20ste eeuw. Liep begin jaren ’50 op IJsland scheurbuik op, waarna een al oude tuberculose werd gediagnosticeerd. Ole bracht daarop enige jaren in een Deens sanatorium door, op Jylland, nabij het stadje Harsted. Daar sloot hij vriendschap met een van de oprichters van COBRA, de Belg Christian Dotremont, eveneens tbc-lijder. In zijn sanatoriumtijd maakte Ole vrijwel abstracte tekeningen, die deden denken aan radiografieën van tbc-longen – enkele ervan verkocht hij aan een Deens bankier. Hij had toestemming gekregen om in het lijkenhuis te schilderen, waar hij de middagen doorbracht.
Ole liet zich dikwijls verleiden tot wijdlopige esthetische verhandelingen over abstractie en figuratie en over de schoonheid en lelijkheid van IJslandse landschappen, die volgens hem zelf abstract waren.… > Lees verder
N.N. (Meester van Worstelende negers in een kelder des nachts)
Frans schilder (geb. eind 19de eeuw). Dankt zijn faam aan zijn monochrome schilderijen, waaronder het beroemde meesterwerk in zwarte trant, getiteld Worstelende negers in een kelder des nachts, dat voor een aanzienlijke dot dollars door een Amerikaanse verzamelaar werd aangekocht. De schilder ging er prat op dat hij niet behoorde tot het soort bespottelijke knoeiers dat duizend-en-één verschillende kleuren behoeft voor hun gewrochten. Hij rekende zich tot de monochromidale schilderschool die voor één doek aan één kleur genoeg heeft.
- Alphonse Allais, Album Primo-Avrilesque, 1897
[Lemma uit Koen Brams, Encyclopedie van fictieve kunstenaars (Nijgh & Van Ditmar, 2000), © Rokus Hofstede]… > Lees verder
Pellerin
Frans schilder, actief in het midden van de 19de eeuw. Typische vertegenwoordiger van de eerste generatie bohèmekunstenaars, die van zich deed spreken tijdens de Julimonarchie, het koningschap van Louis-Philippe. Hij koesterde een aan idolatrie grenzende verering voor de grote meesters, Correggio, Murillo, Callot, Rembrandt, Goya en Michelangelo (die hij vergeleek met Shakespeare). Hij las alle werken over esthetica om achter de ware theorie van het Schone te komen; hij was er vast van overtuigd dat hij, als hij die eenmaal had ontdekt, meesterwerken zou maken. In zijn jeugd stak hij de draak met de uiterlijke werkelijkheid. Alles draaide om de Idee: ‘Zonder idee, niets groots!… > Lees verder
Richard, Joseph
Frans schilder, actief in de tweede helft van de 19de eeuw. Exponent van de naturalistische school waartoe ook Cyprien Tibaille [zie aldaar] behoorde. Richard leefde op een zolderkamer in Montmartre en onderscheidde zich in niets van het gemene volk in wier midden hij zijn leven sleet. Hij schilderde portretten van de volksmeisjes met wie hij kortstondige verhoudingen aanging. Op de Salons was zijn werk nimmer te bezichtigen.
Net als Tibaille keerde Richard zich demonstratief af van de traditionele landschapschildering. Hij gruwde van het Forêt de Fontainebleau met zijn pittoreske bos- en rotspartijen. Zijn bekendheid dankt hij vrijwel uitsluitend aan een schilderij dat hij vervaardigde na een weddenschap met een vriend, die hem had uitgedaagd om sneeuw te schilderen die wit is.… > Lees verder
Masson, Stéphane (bijgenaamd: Stève)
Franse neo-impressionist (geb. in Vincennes, Frankrijk, 1911), werkend in de lijn van Cézanne en Seurat. Na een periode van armoede, waarin hij niet van zijn penseel kon leven, was enige erkenning als portretschilder zijn deel. Hij vestigde zich in de Parijse buitenwijk Montrouge en hield zich verre van het artistieke milieu. In zijn latere werk zijn surrealistische invloeden aanwijsbaar. Bekendheid verwierf hij met een serie droomlandschappen. Als meest geslaagde doek geldt het onirische De Drempel van de tuin: op een halfopen deur in een muur valt de schaduw van een menselijke gestalte, waarvan alleen een hand zichtbaar is; daarachter strekt zich een verlaten tuin uit die zich tot in het oneindige lijkt te herhalen.… > Lees verder