web analytics

Eugène Savitzkaya

De meeste teksten van Eugène Savitzkaya (Luik, 1955) dragen het etiket ‘roman’, maar al zijn werk – proza, poëzie, theater, essay – getuigt van de poëtische gloed waarmee hij het dagelijks leven beziet en verwoordt. Het omhelzen van ‘alledaagse wonderen’, een leidmotief van de surrealisten, krijgt bij hem een onnadrukkelijke maar hoogst eigenzinnige invulling. Zijn vaak fragmentarische, repetitieve ‘woordmachines’ hebben niets psychologiserends of cerebraals. Savitzkaya is een dichter van de openlucht, van de nauwgezette, zelfs uitzinnige waarneming. Zijn ‘rasperige, knetterende, rinkelende’ taal wil ‘recht doen aan het licht, de wind, de omstandigheden ter plaatse’. Met een nu eens duistere, dan weer innige maar altijd zinnelijke stem bezingt hij metamorfose, verbinding en ontbinding.… > Lees verder

Geen celebraties voor Céline

Eind januari 2011 werd in de Franse media niet alleen gebakkeleid over de lakse houding van de regering-Sarkozy tegenover de Tunesische omwenteling. Voor de nodige ophef zorgde ook een heuse ‘Franco-Franse’ polemiek: de verwijdering van Louis-Ferdinand Céline van de lijst van 500 personen die door minister van Cultuur Frédéric Mitterrand waren voorgedragen om in 2011 tijdens de zogeheten nationale vieringen te worden gehuldigd.

Na protest van Serge Klarsfeld (woordvoerder van de FFDJF, de Franse Vereniging van zonen en dochters van joodse gedeporteerden), die verklaarde dat Mitterrand ‘de nagedachtenis van Céline niet met bloemen mag tooien’, besloot de minister de aanvankelijk geselecteerde Céline alsnog van de lijst af te voeren.… > Lees verder

De salon van Schwob

De man stelde zich aan me voor als ‘Preux-père’. Had ik zijn naam wel goed verstaan? Het was een drukte van belang in Brasserie Mollard, u weet wel, tegenover het Saint-Lazarestation, en hij sprak Frans met een licht uitheemse tongval.

Hij had een hoog voorhoofd, net als ik. Hij kwam uit Nederland. Hij wilde me een voorstel doen. Of ik, Marcel Schwob – de ‘b’ sprak hij uit als een ‘p’ –, met mijn alom bekende eruditie de terra incognita van de wereldliteratuur wilde ontginnen. Of ik mijn bibliomane belezenheid en mijn archivale zin voor avontuur in dienst wilde stellen van leesgierige Hollanders en Vlamingen.… > Lees verder

’t Is een beeldje!

Ze wordt vlees.

Ze kraait zichzelf krijsend rond, zoals verwacht, ze verkondigt zich.

Ze kijkt naar het vogeltje. Dag, Psyche met je autoped, dag, Helena op je hobbelpaard.

Ze ziet van de wereld de ongerepte uiterlijke schijn. Het grint op het pad, de schommel, de wip, het licht in de takken, de eerste sneeuw, de stam waar ze met losse handen overheen loopt.

Ze laat de poppen dansen op verjaarspartijtjes, reünies en begrafenissen. Ze zit nooit om een smoesje verlegen.

Ze steekt haar tong onder de loszittende kies, ze proeft het bloed, roestig als een goudreinet.

Ze houdt van schaatsen, rolschaatsen, hangen aan boerenkarren, aan brommers.… > Lees verder

Brief aan Martin de Haan

Gent, 15 augustus 2009

Ik ben terug in Gent, beste Martin de Haan, blij om te weten dat ons ‘steekspel in brieven’ op weg is naar de drukker. Vindt u het trouwens goed dat ik u vousvoyeer? ‘U’ klinkt in het Nederlands misschien wat gekunsteld, maar de auteurs die we hebben vertaald nemen onderling toch ook de nodige distantie in acht; de jij-vorm suggereert een kameraadschappelijkheid die de wezenlijke verschillen tussen Houellebecq en Lévy, tussen u en mij verhult.

Het was een geniale ingeving van u, moet ik bekennen, om mij te vragen als coauteur van deze vertaling. U bent de gedoodverfde Houellebecqvertaler, u deelt met hem een pessimistisch wereldbeeld, droge humor en een voorliefde voor de kleur kaki.… > Lees verder

Wat heet een stad! Wat heet wroeging! Henri Michaux in Antwerpen

‘Reis waar geen eind aan kwam, die steeds op afstand bleef. Het was een van de benauwdste dagen van een drukkende zomer. Afgemat was ik vertrokken uit de hoofdstad, in de hoop noordwaarts wat verkoeling te vinden, en met het plan mijn reis te onderbreken voor een bezoek aan een oude kameraad die door een ernstige ziekte gedwongen was zijn kamer te houden.

Lang duren de uren in een benauwde treincoupé. Met vertraging aangekomen, in een even grote hitte als ’s ochtends bij mijn vertrek, stap ik ’s avonds uit, niet op het hoofd- maar op een bijstation, waar ik eerst moet overstappen op een stampvolle, lawaaiige en haast kokendhete boemeltrein voor ik eindelijk aankom in de stad zelf, die onherkenbaar is veranderd – het middeleeuwse aanzicht verdrongen door monotoon-moderne bouwsels.

> Lees verder