web analytics

Pierre Bergounioux, B-17 G (fragment)

Misschien al ter hoogte van Gronau of Emsdetter is Shoo Shoo Baby zonder voorafgaande kennisgeving het bosje van de 88 mm-granaten binnen gegaan. De nijvere gnomen die zich schuilhouden in de bodemloze diepte hebben de juiste ligging berekend, de lange buis van hun geschut gericht op de fonkelende diadeem die daar boven de golvende haardos tooit, op het pedaal geduwd en geteld. Een tiental seconden hebben de vier vuurbollen nodig om de hoogvlakten te bereiken waar de moderne oorlog wordt gevoerd. De bemanning heeft de flikkering van het afvuren niet gezien. Het blijft verhuld in de schetsmatige ruimte, voor de verre, haast onverschillige blik waarmee jongemannen kijken naar de aarde, zijn slavenarbeid, zijn bespottelijke zorgen, zijn schamele hoop.… > Lees verder

Bernard-Henri Lévy, Publieke vijanden (fragment)

Er zijn gevallen – wanneer het, kort gezegd, niet alleen meer gaat over kunst of film maar over politiek, moraal en het concrete lot van concrete mannen en vrouwen – waarin ik goed oppas voor die verslindende, roofzuchtige kant, die het correlaat is van dat geloof in de deugden van een afwijkende zinsbouw, van een onopvallend nieuwe manier om een leesteken te hanteren, van een woord dat zich losmaakt van het normale taalgebruik, van een klank die van zijn boeien wordt ontdaan en plotseling opduikt buiten de stilte en het lawaai…

En dat is waarom ik uiteindelijk zo veel tijd doorbreng met de voorzorgsmaatregelen die me in dergelijke omstandigheden tegen mezelf moeten beschermen: zoals die radio die ik heb helpen opzetten in Bujumbura, om er zeker van te zijn dat ik er zal terugkeren; of een sporadische correspondentie met een stel oudere jongeren dat ik, acht jaar geleden, in Wenen ben tegengekomen, waarbij ik heel goed weet dat een deel van mijzelf in de verleiding zou kunnen komen om ze uitsluitend te zien als figuranten voor de reportage die ik toen wijdde aan het anti-Haider-‘verzet’; een geforceerde vriendschap in N’Djamena, om de link met Darfur te behouden; de band die ik onderhield met een Pakistaanse ‘fixer’; of ook die Nieuwsberichten uit Kabul die ik met gestrekte armen voor me uit droeg om maar niet om te kijken…

Maar dat is wel degelijk de waarheid.… > Lees verder

Pierre Michon, ‘Koningslichamen’ (fragment)

‘Bidden is niet iets wat ik vaak heb gedaan. Begin september 2001 lag mijn moeder op sterven in het ziekenhuis van het stadje G., mijn moeder die in haar volwassen leven mijn vader en mijn moeder had proberen te zijn, die op hoge leeftijd mijn dochter had kunnen zijn. Het raam gaf uitzicht op enorme bomen, een bladerwal. Elke dag van die nazomer was mooi, de zon speelde in eindeloze variaties op die groene muur, voor het oog van een stervende vrouw die van bomen had gehouden. Ik bezocht haar elke dag, maar toen ik op 7 september aankwam zag ik dat het zover was (mijn geest zag het, mijn hart kon niet volgen): ze reutelde, ze zou niet meer spreken, ze was overgegaan tot de toestand van de dolende ziel die de Tibetanen het bardo noemen.… > Lees verder

Caroline Lamarche, ‘De worp’

Het kwijnende vlees is zacht, het straalt met surreële gloed. Alles is vlees, zelfs de doornenkroon, wijding van de doodsstrijd. En ook de hand, het been, de knieholte, de okselplooi. Vlees van mijn vlees, wordt gezegd van het ter wereld gebrachte kind. Dieren weten dat, zij werpen. Neerkomen op aarde zoals een boom valt, met bomen rondom die naar elkaar tasten, broederlijk hun armen verstrengelen, zich evenzo neigen, fluisteren.

De handwerkster die zich over het ziekbed van de uitgeputte lichamen buigt, die vrouw met de voornaam van een begijn of een fee, heeft voor haar ritueel een grondstof gekozen die brandt en vergaat, dwaallicht of gebed, hier afgekoeld, gegoten tot tweede huid, een uiterst geraffineerde, nauwkeurige lijkwade, die niet verhult en niet liegt.… > Lees verder

Pierre Michon, De roman ontdaan van zijn rompslomp (interview)

Pierre Michon, er wordt van u gezegd dat u een writer’s writer bent, dat u wordt erkend door uw gelijken. Uit commentaren, proefschriften en interviews, uit discussies en colloquia blijkt een zekere nieuwsgierigheid naar de schrijversfiguur die u met Vies minuscules hebt geconstrueerd. Men is geïntrigeerd door het mysterie dat ontstaat door de heel bijzondere densiteit van uw proza, door de manier waarop de taal bij u naar een climax neigt. Hoe ervaart u die vragen omtrent uw positie en persoon?

Dat verhaal over erkenning heeft niets te betekenen. Ik denk vaak aan de manier waarop Apollinaire en Jarry elkaar hebben ontmoet.… > Lees verder

Caroline Lamarche, ‘De omweg tot jezelf’ (fragment)

Ik ben geboren in Luik. Mijn voorouders, die in 1837 de IJzerfabriek van Ougrée oprichtten, spraken Frans, Engels en nog meer Europese talen, waarschijnlijk Duits en Spaans, misschien ook Zweeds, want een tijdlang hebben ze mijnen geëxploiteerd in Westfalen, Zweden en Asturië. In Ougrée spraken de meeste arbeiders Waals en/of, afhankelijk van hun plaats van herkomst, Frans, Vlaams, Italiaans, Pools, Spaans, Portugees.

Niet lang na mijn geboorte ben ik met mijn ouders naar Asturië verhuisd. Ik ben er gebleven tot ik drieënhalf was. Daarna kwam Frankrijk, omdat mijn vader was overgeplaatst naar Parijs. Als zijn werkdag eropzat, volgde hij een cursus Nederlands en ’s avonds deed hij pogingen om Multatuli of Gezelle te lezen, afgewisseld met Cervantes.… > Lees verder