Frans schilder, actief ten tijde van het Second Empire. Behalve op een grote begaafdheid kon hij bogen op een opmerkelijk en buitengewoon kostbaar procédé, waarvan in de tweede helft van de 19de eeuw vrijwel iedereen onkundig was. Pas in de jaren ’60 van de 20ste eeuw zouden de experimenten van Murdoire een artistiek vervolg krijgen in de films en performances van de Zwitserse avant-gardist Willy Niemand [zie aldaar]. De even geheimzinnnige als eigenzinnige werkwijze van Murdoire vormt overigens geen voldoende verklaring voor de ongewone kwaliteit van zijn werk: zijn verbluffend levendige portretten van mens en dier, en zelfs zijn landschappen, waarover is gezegd dat de schim van de grote Pan erin opdoemt uit het gebladerte, bewijzen genoegzaam dat de beste procédés niets zijn zonder het genie van de kunstenaar.
Murdoire, die het werken met water, olie en terpentine beu was, deed een beroep op een substantie die hij aan het diepst van zijn eigen lichaam onttrok. Al dan niet geholpen door een assistente ving hij de bijzondere essence, het aromatische aftreksel op, deponeerde het naast de verven op zijn palet en doopte er zijn penselen in. Aan dit verdunnende dekwit danken de doeken van Murdoire hun raadselachtig je-ne-sais-quoi, als een kreunen van de kleur; in troebele mezzo tinti wordt de genereuze, spirituele erotiek van de kunstenaar voelbaar gemaakt.
Murdoire stierf op dertigjarige leeftijd, uitgeput door een reeds omvangrijk oeuvre.
- Marcel Aymé, La Jument verte, 1933
[Lemma uit Koen Brams, Encyclopedie van fictieve kunstenaars (Nijgh & Van Ditmar, 2000), © Rokus Hofstede]