web analytics

Laermans contra Bourdieu: de logica van de verkettering

[Reactie op ‘Een te grove sociologische borstel? Kanttekeningen bij Pierre Bourdieus Les Règles de l’art‘, Rudi Laermans, in: Boekmancahier, 1994:19, p. 6-25]

Wie een stelling van verschillende kanten belaagt, loopt het risico in zijn eigen vuurlinies terecht te komen. Zoiets overkomt Rudi Laermans in zijn brede kritiek op Bourdieus kunstsociologie. Laermans mobiliseert zeer ongelijksoortige argumenten, hij vuurt zijn pijlen af vanuit zeer uiteenlopende hoeken. Al is de algehele strekking van zijn stuk eenduidig, zijn afzonderlijke standpunten zijn dat zeker niet. In deze reactie wil ik op een paar inconsistenties in zijn standpunten wijzen en bij de strekking van zijn stuk een kanttekening plaatsen.… > Lees verder

L’inconscient philosophique

Cette étude sur la philosophie en Europe, qui brosse un tableau de dix-neuf philosophies nationales présentées par des commentateurs locaux (et complété par quelques articles généraux d’objet et d’intérêt divers), se trouve être un bel instrument pour mesurer les obstacles à une pensée ‘sans frontières’. Elle se prête, par exemple, à comparer l’état actuel d’une tradition philosophique largement connue mais difficile d’accès, comme la tradition française, avec celui d’une tradition beaucoup moins connue mais très accessible, comme la tradition néerlandaise. Que cache le mot ‘philosophie’ dans deux pays aux histoires culturelles si différentes?

Le philosophe D. Janicaud, auteur de l’article sur la France, fait défiler sur quarante pages un grand nombre de noms propres et de concepts qui ont eu cours parmi les philosophes français ces quinze dernières années.… > Lees verder

La différence démocratique

Comment faire une sélection des meilleurs, tout en instaurant des contrepoids institutionnels qui les empêcheront de s’enfermer dans leurs positions, comme une caste de privilégiés? Comment concilier la confiance politique qui rend possible la libre formation des élites avec la méfiance organisée qui leur imposera des limites? Telle est la problématique qui domine ce livre, combinaison peu orthodoxe d’histoire des idées, d’élaboration théorique et de plaidoyer normatif. Le sociologue Dick Pels y relance la discussion sur l’héritage contesté de Jacques de Kadt, théoricien politique néerlandais qui, dans l’entre-deux-guerres, défendit un socialisme élitiste et intellectuel, dont le moteur serait “l’impérialisme” des “hommes de culture”.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, De regels van de kunst (fragment)

‘De lyriek en het vulgaire’ willen ‘versmelten’ betekent het hoofd bieden aan de ondraaglijke en angstwekkende beproevingen van hen wier taak het is tegendelen met elkaar in botsing te brengen. De hele periode dat hij werkt aan Madame Bovary heeft Flaubert het onophoudelijk over zijn lijdensweg, die soms in regelrechte wanhoop verkeert. Hij vergelijkt zichzelf met een clown die een huzarenstukje aflevert en een ‘razende gymnastiek’ moet uitvoeren; hij verwijt de ‘smerige’, ‘vunzige’ materie hem het lyrische ‘brullen’ te beletten en hij wacht ongeduldig het moment af dat hij zich weer kan bezatten aan de schone stijl. Maar vooral zegt hij keer op keer dat hij eigenlijk niet weet wat hij doet, en ook niet wat het resultaat zal zijn van de tegennatuurlijke – in elk geval tegen zíjn natuur gerichte – inspanning die hij zichzelf oplegt.… > Lees verder

Pierre Bourdieu, ‘De goddeloze demontage van de fictie’

Wat de bewustwording van de logica van het spel betreft, en van de illusio die er het fundament van is, heb ik lang gedacht dat die in zekere zin per definitie uitgesloten was, omdat met een dergelijke luciditeit literaire of artistieke projecten zouden neerkomen op een vorm van cynische mystificatie of bewuste misleiding. Tot ik ertoe kwam een tekst van Mallarmé echt tot me te laten doordringen, waarin goed wordt uitgedrukt – zij het op tamelijk obscure wijze – dat de literatuur in objectieve zin een in het collectieve geloof gegronde fictie is, maar ook dat we het recht hebben om aan het literaire plezier vast te houden, tégen alle vormen van objectivering in.… > Lees verder

La dormiveglia

‘Zodra je je ogen sluit begint het avontuur van de slap.’ De stem die zich vanaf de eerste zin van Un homme qui dort (1967) in de tweede persoon enkelvoud tot de lezer richt beschrijft de ervaringen van een Parijse student die, op een dag, wordt overmand door een vreemdsoortige vermoeidheid. Vanaf die dag is het alsof de slaap zijn bestaan beheerst – ook wanneer hij waakt. Hij wijdt zijn aandacht enkel nog aan het vervluchtigende decor van een afwezig leven: de scheuren in het plafond van zijn zolderkamertje, de combinaties van speelkaarten van een patiencespel, de minuscule draaikolken bij een Seinebrug.… > Lees verder