web analytics

Het kind, de poëzie, het raadsel

‘Of Rimbaud: één keer met onstuimig hart aan de taal wrikken, om haar voor één ogenblik goddelijk onbruikbaar te maken – en daarna weggaan, niet terugblikken, koopman zijn.’ – Paul Claes had voor zijn nieuwe vertaling van Rimbauds tweede bundel met prozagedichten, de befaamde Illuminations, geen beter motto kunnen vinden dan dit citaat van Rilke. Arthur Rimbaud: het kind dat de Franse poëzie, en de poëzie tout court, voorgoed een ander aanzien gaf. De een zou zeggen: voorgoed bevrijdde uit het stoffige keurslijf van regels en beperkingen, de ander: de weg opende naar de terreur van de lyrische extase.

Rimbaud, de revolutionair; Rimbaud, de ziener; Rimbaud, de mysticus; Rimbaud, de dromer.… > Lees verder

431 antwoorden aan Javier Marías (selectie)

Waarde heer Marías,

Uw pleidooi voor een betere literaire kritiek is mij uit het hart gegrepen, niet zozeer omdat ik het eens ben met uw zeventien regels, noch omdat ik een groot bewonderaar van uw werk ben (wat overigens wel het geval is), maar vooral omdat ik mij zelf ook vaak erger aan de recensies die ik onder ogen krijg. Ik hoop dan ook van harte dat uw bevlogen stuk ook in Nederland de nodige reacties zal losmaken. Zelf heb ik in 431 punten mijn eigen mening geprobeerd te formuleren, waaruit hier een selectie.

1. Ik ben het niet met u eens dat schrijvers geen kritieken zouden mogen publiceren.… > Lees verder

Van de ene hel naar de andere

Het gebeurt niet dikwijls, maar het effect is er des te sterker om. Je begint onbevangen in een nieuw boek en na een aantal bladzijden besef je ineens: dit had ik zelf kunnen schrijven, of iets bescheidener: dit idee heb ik zelf ooit gehad. Vaak gaat het natuurlijk om min of meer archetypische situaties die iedereen weleens heeft bedacht. Na de eerste schok slaak je dan ook meestal een zucht van verlichting: het is maar goed dat ik dit niet heb geschreven. Maar soms blijft er iets wringen: waarom hij wel en ik niet?

De hel van de Franse schrijver Henri Barbusse, onlangs heruitgeven in de Bibliotheca Erotica van Martin Ros, is zo’n boek dat veel (ex-)aspirant-schrijvers een déjà vu zal opleveren.… > Lees verder

Een vreemde waaiing

De huidige wederopleving van Brussel doet denken aan de hoogtijdagen rond 1900. Nergens werd die belle époque zo fraai beschreven als in Herman Teirlincks grotestadsroman Het ivoren aapje. Rokus Hofstede duikt met de twee hoofdpersonen van het boek onder in de Brusselse nieuwjaarsnacht.

Op nieuwjaarsavond – het is iets na tienen – brengt Ernest Verlat, telg van een Frans-Brusselse magistratenfamilie, een bezoek aan Rupert Sörge, een jonge Hongaarse aristocraat, die Wenen en Nice achter zich heeft en nu het mondaine Brussel als jachtterrein verkiest. Sörge bewoont een patriciërshuis aan de Louizalaan, in de bovenstad. De twee vrienden dalen te voet af naar de benedenstad, doorkruisen een volkswijk, flaneren over de centrumboulevards, drinken een glas port in een café, souperen in een nachtrestaurant.… > Lees verder

Hoe de mensheid strandde, en hoe het verder ging

Elementaire deeltjes heet het, en over een paar dagen ligt het in de winkel. ‘Het’, dat is mijn vertaling van de roman waarmee Michel Houellebecq de Franse literaire wereld vorig jaar op zijn kop zette. Een meesterwerk, zegt de Nederlandse uitgever. Ja, absoluut, en ook een verdomd confronterend boek, dat er inderdaad ‘in hakt’, zoals de wervende slogan luidt (die ik overigens zelf op een onbewaakt moment heb geopperd, mijn vertaalervaringen tot dan toe samenvattend). Het rijtje is inmiddels al vaak genoeg opgesomd, afgelopen vrijdag nog in NRC Handelsblad: genetische manipulatie en klonen van mensen, zeer expliciet beschreven seksuele uitspattingen, een hoofdpersoon die racistische uitspraken doet en ga zo maar door.… > Lees verder

De lach van de leegte

Een roman die zich afspeelt in de schaarse ruimte tussen twee vrijwel identieke zinnetjes. Dat is Je m’en vais, het boek waarmee Jean Echenoz vorige week zeer terecht de prestigieuze Prix Goncourt won. Twee vrijwel identieke zinnetjes, de begin- en de slotzin: ‘Je m’en vais’ (ik ga bij je weg, Suzanne) en ‘je m’en vais’ (ik drink één glaasje mee, dan ga ik weer). Na 250 bladzijden zijn we nog altijd ongeveer even ver. Nee, in de romans van Jean Echenoz wil het allemaal niet zo vlotten.

Toch kun je bepaald niet zeggen dat er in die romans geen voet wordt verzet.… > Lees verder