web analytics

Marcel Proust, Tegen Sainte-Beuve, nawoord

Van essay tot megaroman

Lange tijd werd aangenomen dat Marcel Proust tussen 1896, het jaar waarin hij debuteerde met de bundel Les Plaisirs et les jours, en 1910, het jaar waarin hij zou zijn begonnen aan À la recherche du temps perdu, het luie leventje van een saletjonker leidde. Weliswaar vertaalde hij met hulp van zijn moeder en een Engelse vriendin twee omvangrijke studies van John Ruskin (La Bible d’Amiens en Sésame et les lys, respectievelijk verschenen in 1904 en 1906) en publiceerde hij regelmatig artikelen in Le Figaro en diverse tijdschriften, maar voor de buitenwereld wees niets erop dat hier een van zijn roeping bezeten jonge kunstenaar driftig op zoek was naar de vorm die hem uiteindelijk tot de grootste Franse schrijver van de twintigste eeuw zou maken.… > Lees verder

Régis Jauffret, Gekkenhuizen!, fragment

Damien is geboren op vrijdag 24 maart 1974. De Parijse regio lag sinds een tiental dagen in een neerslaggebied. Op televisie werd het beeld vertoond van een verguld houten bed dat de gezwollen Seine afzakte. Het rivierwater had de Place de la Concorde overstroomd, de Obelisk leek te wachten op het cruiseschip waarvoor hij als meerpaal zou dienen. Ik heb flink moeten afzien, maar ondanks het aandringen van de vroedvrouw heb ik elke verdoving geweigerd.

Zes maanden lang heb ik Damien gezoogd, terwijl ik me volpropte met rood vlees, met groente, met room, opdat mijn melk overvloedig en voedzaam zou zijn.… > Lees verder

Marcel Proust, Het vervloekte ras, fragment

[Charlus] behoorde tot het ras van die mensen, minder met zichzelf in strijd dan de schijn doet vermoeden, die juist vanwege hun vrouwelijk temperament een viriel ideaal hebben en in het leven net als alle andere mannen zijn, maar alleen aan de buitenkant; op de plaats waar bij ieder van ons, gegraveerd in het facet van de pupil, een schaduwbeeld is gegrift in de ogen waardoorheen we alles op aarde zien, is dat bij hen niet het beeld van een nimf, maar van een efebe. Een ras van vervloekten, die moeten leven in leugen en bedrog, omdat ze weten dat hun verlangen, datgene wat voor ieder schepsel de grootste levensvreugde is, strafbaar en beschamend, schandelijk wordt geacht; die hun God moeten verloochenen, omdat ze, wanneer ze als beklaagden voor de rechter verschijnen, hoe christelijk ze ook mogen zijn, ten overstaan van Christus en in zijn naam als vuige laster moeten ontkennen wat hun hele leven is; zonen zonder moeder, tegen wie ze zelfs nog moeten liegen op het moment dat ze haar de ogen sluiten; vrienden zonder vriendschap, ondanks alle vriendschap waar hun veelal goede hart vatbaar voor is en die ze anderen inboezemen met hun vaak erkende charme; maar kun je nog spreken van vriendschap bij het soort betrekkingen dat slechts vegeteert bij de gratie van een leugen, en waaruit ze vol afkeer zouden worden verstoten bij de eerste opwelling van vertrouwen en eerlijkheid waartoe ze zich zouden laten verleiden, tenzij ze te maken hadden met een onpartijdige of zelfs welgezinde geest, die dan echter, misleid door een stereotiepe psychologie, uit de opgebiechte ondeugd de affectie zal afleiden die er het allervreemdst aan is, precies zoals sommige rechters eerder geneigd zijn geïnverteerden van moord en joden van verraad te verdenken en vrij te pleiten, om redenen die voortvloeien uit de erfzonde en uit het noodlot van het ras?… > Lees verder

De onttakeling van de Franse droom

‘Alles wijst erop dat Frankrijk een uitzinnige behoefte aan grote mannen heeft.’ De uitspraak dateert uit 1946 en is van Jean-Paul Sartre, destijds een rijzende literaire ster, en hard op weg om zelf een grote Fransman te worden. In de jaren vijftig en zestig was zijn voortrekkersrol zelfs zo groot, dat er zoiets als een ‘existentialistische jeugd’ bestond – ook in Nederland.

Maar Jean-Paul Sartre was de laatste Grote Franse Schrijver, zo constateert Pierre Lepape, voormalig huiscriticus van Le Monde, in zijn fascinerende kroniek van de Franse literatuur, Le Pays de la littérature. In de geschiedenis van de Franse letterliefde vormt Sartres dood in 1980 het keerpunt.… > Lees verder

Een bezweringsformule die alles bij het oude laat

Maigret bestelt nog een pilsje. Hij zit op de Place de la République en leest zijn ochtendkranten, het is begin augustus en warm. Bier smaakt dan o zo koel en stijgt o zo prettig naar het hoofd. Na de lunch volgen nog een terrasje met zijn vrouw, een diner in een restaurant met vrienden, wijn en calvados, en een slaapmutsje.

Zo wordt Maigrets drinkgedrag beschreven in het openingshoofdstuk van Maigret incognito. De man heeft vakantie, we gunnen hem zijn verzetje. Maar je hoeft geen commissaris Maigret te zijn om met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te kunnen voorspellen dat wie om elf uur ’s ochtends met drinken begint, om elf uur ’s avonds in de olie is.… > Lees verder

Vivant Denon, ‘Eenmaal, immermeer’, fragment

Ik was smoorlijk verliefd op gravin De ***. Ik was twintig en ik was onnozel; ze bedroog me, ik werd boos, ze verliet me. Ik was onnozel, ik wilde haar terug; ik was twintig, ze vergaf me. En omdat ik twintig was en onnozel, nog altijd bedrogen maar niet langer verlaten, waande ik me de innigst beminde aller minnaars en dus de gelukkigste man van de wereld. Zij was goed bevriend met madame De T***, die het een en ander met me voor leek te hebben, zonder evenwel haar waardigheid uit het oog te verliezen. Zoals we zullen zien, had madame De T*** zedelijke principes waar ze scrupuleus aan vasthield.… > Lees verder